Al
langer wil ik een stukje aan Catalonië wijden. De
laatste column
van Martin Sommer biedt daar
een aanleiding toe, omdat het veel van het terugkerende geneuzel
bevat waar ik me in deze discussie aan erger. Maar allereerst zal ik
kort mijn eigen kijk op de kwestie geven:
-Ik
ben voorstander van het recht op zelfbeschikking, wanneer deze roep
onder een meerderheid van een territoriaal gebied bestaat.
-Schotland
vind ik een voorbeeld en een sjabloon. Een politieke wens, leidde tot
een politiek gesprek en uiteindelijk tot een vreedzaam en ordelijk
referendum.
-Catalonie
heeft zich ontwikkeld tot een rampscenario. Ook hier was een sterke
politieke wens (85% van de Catalanen wil een referendum), maar de
dialoog is door Madrileense koppigheid nooit gestart. De middelen die
Madrid sinds de dag van het referendum inzet zijn onbeheerst en
wraakzuchtig.
-Een
dialoog kan nog steeds en is wat mij betreft de enige oplossing. De
Catalaanse president en Spaanse premier moeten in gesprek over de
voorwaarden waaronder een eerlijk referendum kan plaatsvinden.
Dan
het stuk van Sommer. Dat begint zo:
Een week nadat het referendum in het regeerakkoord dood was verklaard, trachtte Johan Remkes het woensdag weer wakker te kussen. (...) Laat ik nou juist net als het nieuwe kabinet van mijn referendumgeloof zijn gevallen, en dat komt niet doordat onze vertegenwoordigende democratie ineens zoveel meer hoeraatjes verdient.
Nog
dit jaar schreef Sommer in zijn column ‘hoe
ik voorstander van referenda werd’
hoe “de wurgende consensus” over zaken als klimaatverandering
alleen door een
referendum kan worden doorbroken. Wat was er voor nodig om zo prompt
te keren?
Mijn argument heet Catalonië, en de volksraadpleging over onafhankelijkheid daar. Kortweg: met een zeer dunne meerderheid wordt een verstrekkend besluit genomen, met onoverzienbare gevolgen. Het referendum klopt tegenstellingen op, terwijl democratie weliswaar strijd hoort te zijn, maar daarna ook weer vrede sluiten. Als het gevolg van de volksstemming is dat je moet vrezen voor burgeroorlog, gaat er iets mis.
U
had het al door: het antwoord is Catalonië. Maar blijkbaar heeft de
heer Sommer in een parallele werkelijkheid geleefd, want ik kan me
geen referendum herinneren waar een dunne meerderheid een
verstrekkend besluit nam. Ik kan me alleen een referendum herinneren
waar een minderheid (namelijk, Catalaanse stemmers die hun weg naar
het stemhokje niet geblokkeerd zagen door Spaanse ordetroepen), een
niet mis te verstaan signaal gaven (90% stemde voor), waar geen
besluit uit kon en mocht volgen. De spanningen zijn dan ook niet het
gevolg van het middel referendum, maar het gevolg van onwil en koppigheid aan - toegegeven - beide kanten.
Deze week stond er een foto in de krant van een massa-demonstratie. Betogers hielden borden boven hun hoofd waarop 'freedom' en 'help ons' was gedrukt. Pathetisch. (...) Dit is geen vrijheidsstrijd maar tribalisme, de overtreffende trap van nationalisme.
Het
tribalisme zit wat mij betreft in de onbesuisde reactie van Spanje.
Het neerslaan van 800 vreedzame stemmers op 1 oktober, het
intimideren en arresteren van politici en het intrekken van de
bevoegdheden van een democratische verkozen regering. Dit is ongekend
binnen de EU en toont, ironisch genoeg, precies de tirannie van de
kleine meerderheid waar tegenstanders van referenda - zoals sinds nu blijkbaar ook
Sommer - zo graag op wijzen.
Sommer wekt hier de indruk dat de helft van de Catalanen geen Catalaans spreekt. Feit is dat veel mensen er tweetalig zijn, maar Catalaans is toch echt de taal van de Catalanen. Een taal die jarenlang onder Franco niet in het openbaar gesproken mocht worden. En dit is hoe een taal sterft: door hem op steeds meer terreinen in te wisselen voor een andere taal: het onderwijs, de politiek, de rechtspraak. Zodat de taal enkel in stand blijft als folklore, zonder plek in het openbare leven. Catalanen, vanuit hun achtergrond, begrijpen dat en beschermen hun taal. Nederland, dat niet kan wachten om elke universitaire studie in het Engels aan te bieden, kan daar wat van leren.
Over onderdrukking gesproken: Volkskrant-correspondent Maartje Bakker schreef dat de helft van de inwoners van Catalonië - óók Catalanen - Spaanstalig is. Op scholen wordt enkel Catalaans gesproken en er moest een rechter aan te pas komen om onderwijs in het Spaans te krijgen.
Verrassend genoeg passen de opgewonden Catalanen in het straatje van zowel de voor- als de tegenstanders van de Europese Unie. NRC-columnist Caroline de Gruyter, geharnast pleitbezorger van de ever closer union, sloot haar boek Het vervloekte paradijs (2016) af met een lofzang op de regio's. (...) Onze eigen columnist annex doorgewinterd EU-scepticus Derk Jan Eppink is De Gruyters ideologische spiegelbeeld. Maar ook hij eet het liefst Catalaanse pap uit een Catalaanse nap.
Daar
heeft Sommer gelijk, en dit punt is onderbelicht geweest: de roep
voor secessie komt voor een belangrijk deel van links. In België
zijn het de Groenen geweest die het Vlaamse nationale bewustzijn
hebben verwoord. De Schotse nationalistische partij is links van het
midden te plaatsen en strijdt met labour om de zetels. En ook
Catalonië is een linkse regio. In Nederland is dit linkse
regionalisme een stuk minder ontwikkeld.
In de haast op weg naar het grenzenloze Europa heeft de EU ruim baan gegeven aan antinationale sentimenten. In het Comité voor de Regio's zitten de Bretonnen, de Basken en de Vlamingen te broeien. Sinds lang hebben ze in hun strijd tegen de gehate nationale staat hun hoop gevestigd op Brussel.
En
ook hier klopt zowaar het onderliggende punt, Europa heeft veel
betekend voor de emancipatie van regio’s. Al zou ik de omschrijving
dat dat noodzakelijk voortkomt uit ‘haat voor de natiestaat’
willen omschrijven als... pathetisch.
Ze zijn teleurgesteld nu Timmermans, schoorvoetend, inderdaad heeft gezegd dat de Catalanen moeten buigen voor de Spaanse Grondwet. Niet met een bevlogen speech over Europese waarden, maar voorgelezen van een papiertje. Ineens moest Brussel hom of kuit geven, en nu blijkt dat de Europese Unie een statenbond is. De lidstaten gaan voor. Een regionale afscheuring na de Brexit zou meer dan een bedreiging van de EU zijn. Het zou een crisis zijn in het hele Europese statensysteem.
Tja, dit snap ik eerlijk gezegd ook niet van de EU. Juncker is bang voor een Europa van 95 landen, en gebruikt dat als argument om een Catalaanse afscheiding tegen te houden. Maar het feit dat veel mensen zich niet meer - of niet uitsluitend - herkennen in hun natiestaat, kan juist vanuit Europa beantwoord worden. Hier zit ik echt op de lijn de Gruyter: juist onder de paraplu van de EU kan de roep om lokale autonomie vorm krijgen. Verenigd in verscheidenheid. En zoals ik eerder betoogde: de EU is niet democratischer als hij efficiënter is.
Dit is wat regionale identiteitspolitiek, links dan wel rechts, aanricht. Wie er niet bij hoort, mag niet meedoen. Die ogenschijnlijk onschuldige regio's zijn juist erger dan natiestaten. Die laatste hebben buitengrenzen, maar dankzij die grenzen kan elke burger aanspraak maken op WW of staatspensioen.
Eén
minuut googlen en Sommer wist dat ww en pensioen in Catalonië op
regionaal niveau worden geregeld. Als die bevoegdheden dit weekeinde
al niet zijn afgepakt.
Regio's zijn veel eenkenniger dan naties. Precies dat bewijst het Catalaanse referendum, opkomst 43 procent, inzet onafhankelijkheid. Voorlopig maar naar het schuurtje met die kroonjuwelen.
Als
Sommer schrijft over verschillen tussen naties, vervalt
hij in clichés
over wijn en te laat op afspraken komen. Waarom hij dan regio’s
eenkennig noemt is me volledig onduidelijk. En die lage opkomst? Kan
die er niet mee te maken hebben dat mensen die wilden stemmen zijn
neergeknuppeld?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten