dinsdag 12 augustus 2014

De Familieboom

Er zijn van die dingen die je je telkenmale voorneemt te doen wanneer je vakantie hebt, maar die er in de praktijk nooit van komen. Zoals uren in het park zitten met een boek. Dus toen gisterenavond de zon even doorbrak, en ik een paar uur over had, zag ik mijn kans schoon.

Na enige tijd kwam er een man naast me op het bankje zitten. Hij was oud, lang en vrij donker, met een grijze baard en gehuld in militaire schutkleur. Ik zou hebben gegokt hebben dat hij een dakloze man van Noord-Afrikaanse origine was.
“Wat lees je?”, vroeg hij.
Ik liet hem de omslag van mijn boek zien.
“Ik heb zelf ook boeken geschreven”, zei hij terwijl hij twee keer tien gestrekte vingers naar voren stootte, “twintig boeken. Over de familieboom. Ik ken al mijn voorouders, tot zeven generaties terug.”
“Waar komt uw familie vandaan?”, vroeg ik maar.
“Burundi”
“Uit Bujumbura?” Ik wachtte zijn reactie af op het feit dat ik de hoofdstad van Burundi kon opnoemen (wat me zelf ook verbaasde).
“Nee!”, snauwde hij, “Bujumbura is de hoofdstad van de Duitsers, van de Amerikanen. Ik kom uit de bergen, waar de mensen langer en bleker zijn.”
Na een moment van stilte, dat hij te baat nam om langdurig te ritselen in zijn tas, haalde hij een foto tevoorschijn met een aantal Afrikanen erop. “Kijk, lang en bleek”.
“Wil je ooit terug naar Burundi?”, vroeg ik.
“Kijk, mijn zoon is nu zestien. Die heeft mij niet meer nodig. Ik wil zo snel mogelijk terug. En weet je waarom? Europolis. Het Noorden is een Europolis geworden. BelgiĆ«, Duitsland, Griekenland, het maakt allemaal niet meer uit.”

Even dacht ik dat hij een soort filosofisch punt over de voortdenderende EU-integratie aan het maken was. Het zou de eerste euroscepticus uit Burundi zijn die ik ooit ontmoet had.
“Dit is wat ze met me willen doen”, zei hij terwijl hij zijn rechterpols stevig op zijn linker legde.
“Ah, ze zitten achter je aan?”
“Ja. In heel Europolis. Dus ik moet terug. Als ik terugga neem ik de boerderij van mijn vader over. Die is al jaren dood en ik ben de oudste zoon. Daarom zien mijn broers mij niet graag komen. Maar mijn recht is mijn recht. Als ik terugkom in Burundi ben ik een rijk man.”
Inmiddels was het te donker geworden om verder te lezen. Ik stond op en wenste hem veel succes met zijn terugkeer.