dinsdag 3 augustus 2021

De beste van Albanië - onderweg in de wereld van extreem lange buslijnen

Een Albanese kapper, een Albanese pizzeria met ‘Pizza Kosova’ op de kaart, een Albanese bibliotheek en een voetbalclub die Kosova Schaerbeek heet. Rond het Josaphat-park in de Brusselse deelgemeente Schaarbeek zitten heel wat Albanezen. Een hoeveelheid die blijkbaar toereikend is om een dagelijks opererende buslijn van Brussel naar Tirana te onderhouden.

Al een jaar zie ik ze voor mijn huis langsrijden, grote witte dubbeldekkers met daarop de bedrijfsnaam Pati Travel en in het Albanees de slogan: ‘we zijn niet de enige, maar wel de beste’. De firma laat zich moeilijk vangen: ik vind een Facebookpagina die dagelijks viert hoe alweer een bus met Albanezen de EU heeft bereikt en hun landgenoten ‘veel succes overal in de immigratie’ wenst. En in een koffiebarretje op de Ernest Laude-straat staat een Albaneestalig reisschema dat inderdaad bevestigt dat de bus hier iedere dag om zes uur vertrekt.

 

Wat begint met een flinke dosis ironie en een kleine, verhulde bereidheid om overtuigd te worden, eindigt wanneer het plannen van de zomervakantie maar matig vordert als ‘plan A’: we gaan de bus nemen. Nadat ik me er in het barretje in half-Albanees (een taal die sinds ik tien jaar geleden wat maanden in het land doorbracht nog ergens in mij sluimert) en half-Frans van vergewist heb dat de bus inderdaad iedere ochtend om zes uur vertrekt, 100 euro kost, en er 27 uur over doet om naar Albanie te reizen, prikken mijn reisgenoot en ik een datum.

 

Na een onvaste nacht staan we ruim voor zes uur ‘s ochtends voor het barretje. Alleen blijkt dit deel van Schaarbeek nog diep te slapen. Na speurwerk op de kanalen van Pati Travel, begint het te dagen: iedere dag om 6 uur betekent mogelijk zes uur ’s avonds! Die nuance is dan toch verloren gegaan in de onvolmaakte communicatie. Gelaten pakken we onze telefoon: misschien is het dan toch tijd voor plan B, we hebben ons best gedaan, er gaat vast nog een vlucht – en inderdaad er gaat nog een vlucht, maar die vlucht vertrekt al over drie uur en onze creditcards staan ons niet meer toe die te boeken, en de andere optie via Korfu wordt ineens geannuleerd, en nu loopt het al tegen vier uur, het gaat niet meer gebeuren, we gaan niet meer op reis, of pakken we toch nog de bus?

 

Ok dan maar. 12 uur later staan we alsnog bij het barretje, als een van de ongeveer 10 passagiers die juist deze dag heeft uitgezocht om van Brussel naar Tirana te gaan. Uiteraard zijn we de enige toeristen, en de enige niet-Albanezen. We leren onmiddellijk iets over de beweegredenen van waarom je een extreem lange buslijn zou pakken, terwijl vliegen zoveel sneller is en niet per se veel duurder. Wat je inlevert aan snelheid en comfort, win je aan flexibiliteit en aan de mogelijkheid zooi mee te nemen. En zo zien we grote Ikea-tassen, stepjes en zelfs fietsen in het laadruim verdwijnen. Veel later, op de Servische grens, vertelt een jonge medereiziger nog een ander perspectief: ‘het maakt me niet uit wanneer ik in Albanië kom, ik heb geen haast, ik moet er gewoon op enig moment zijn deze zomer’.

 

De eerste drie uur rijden we naar het Noordoosten. Dat is een tegenvaller, de bestuurder lijkt niet de kortste route te kiezen. Mijn reisgenoot willigt informatie in en komt terug naar boven met het volgende rijtje: Dusseldorf, Frankfurt, Wenen, Boedapest, Belgrado, Pristina. Voor wie er een kaart bij pakt inderdaad niet de meest voor de hand liggende route naar Albanie. Bij de eerste stop ergens langs een troosteloze plaats op een Duitse snelweg komt een volgende tegenvaller: de reis duurt volgens de chauffeur geen 27 maar 35 uur - als het mee zou zitten.

 

Met troosteloze parkeerplaatsen heeft de busmaatschappij trouwens wat. Gelegenheden met restaurants en winkeltjes worden routineus overgeslagen en regelmatig komt het voor dat we halthouden op een plek waar niet eens een bereikbare wc is. Terwijl de wc in de bus zelf voorzien is van een rood-wit lint en de mededeling defect. Het lijkt de Albanese reizigers niet te deren, zij leven van sigaret tot sigaret, wat hen in staat stelt verdere behoeften te verdringen. Maar het verse besef de komende twee nachten in deze bus te zitten zonder ook maar enigszins op mijn voorwaarden aan menselijke noden te kunnen beantwoorden, benauwt mij plots. Het leidt tot een laatste poging om te zoeken naar vluchten vanuit een van de tussenliggende steden, maar alweer zonder resultaat. Ons lot en welbevinden is de komende 30 uur of meer verbonden aan deze bus.

 

De bus is voor twee nachten mijn cocon, mijn kleine woning. Geheel voorzien en uitgerust met:

-Geen wc

-Geen laadpunten voor welk apparaat dan ook

-Stoelen die niet naar achteren hellen

-20+ Albanezen

-Die, net als wij, niet alleen achteruit gaan in fitheid maar ook in persoonlijke hygiëne

-Wild rijdende chauffeurs

-Continue Albaneestalige muziek uit de speakers, mogelijk om de chauffeurs ook ’s nachts op te peppen. De  muziek klinkt modern, en meer dan eens lijken de plaatselijke artiesten hun akkoorden en refreintjes te hebben geleend van Kendrick Lamar, The Weeknd en Drake




In Dusseldorf verdubbelt het aantal passagiers, terwijl in Frankfurt door de ingevallen duisternis niet is vast te stellen hoeveel nieuwe reisgenoten we krijgen. 30 kilometer voorbij Frankfurt neemt de bus plots een vreemde afslag. Ik kijk op de GPS en zie dat we terug naar Frankfurt rijden! Net nu ik mij verzoend had met mijn trage voortgang, is er plots van voortgang geen sprake meer. De weg terug duurt langer dan mij bevalt, maar vlak voor we weer in Frankfurt zijn wordt de reden duidelijk: een klein busje van datzelfde Pati Travel is om wat voor reden dan ook gestrand langs de snelweg en de passagiers moeten overgeheveld worden naar ons moederschip.

 

De oogjes gaan even dicht en ter hoogte van de Oostenrijkse grens gaan ze pas echt weer open. In mijn sluimer heb ik gemerkt dat er om vijf uur ‘s ochtends even is gestopt voor ontbijt, maar op dat moment heb ik gepast. Aan de grens volgt een nieuw oponthoud. Een Albanees, door mijn reisgenoot omschreven als ‘de bokser’, blijkt langer in de EU te zijn geweest dan zijn visum toestaat. Er moet ter plekke een nieuw visum gekocht worden en de man klaagt manhaftig: hij heeft geen geld op zak. De chauffeur besluit een collecte te starten en binnen minuten is het benodigde bedrag bij elkaar. Mijn reisgenoot en ik worden overgeslagen.

De volgende twaalf uur gaan voorspoedig. Tot mijn opluchting is de bus ermee gestopt stadscentra aan te doen, en op een flinke file in Boedapest na rijden we gezwind naar de Servische grens. Mijn geanticipeerde ontbijt verandert in een late lunch, maar verder heb ik niet het gevoel dat ik ernstig in mijn behoeften wordt belet, of het moet een zacht bedje zijn. Dat bedje beslissen we te boeken in Pristina (Kosovo), op vier uur voor Tirana. Met dit schema kunnen we daar begin van nacht twee zijn. Misschien wordt de tweede nacht toch nog enigszins normaal.

 

Problemen zijn er weer aan de Servische grens, waar we om 18u ’s avonds op dag twee een uur stilstaan door  ontbrekende documenten en opnieuw door het noodvisum van onze bokser. Het lijden wordt verzacht door het grotere lijden van iedereen die een personenauto of vrachtwagen bezit en in veel langere rijen moet aansluiten. Een tikje verrassend is het wel, dat een bus vol Albanezen sneller Servië binnenkomt dan wie dan ook over land. Dat is vast ooit anders geweest. Tegelijk krijgen we opnieuw een inkijk in de randen van Europa en zien we hoe Servische autoriteiten personenauto’s inspecteert die tot de nok toe zijn volgestouwd met koekjes en maggiblokjes – vraag me niet waarom.



 

Servie is een heel lang land, vooral als je er in de lengte doorheen moet rijden. Op een redelijk willekeurig moment (het moet middernacht zijn geweest, net nadat we eindelijk zijn gestopt voor een late maaltijd), besluit de chauffeur plots dat de snelweg hem niet meer bevalt. We nemen een nauwelijks op de kaart aangegeven weg naar Kosovo, midden door de bergen en Servische dorpjes waar de krijgshaftige Joegoslavische kitsch met felle neon verlicht wordt. Ik had me voorgenomen ongeveer rond dit tijdstip de oogjes te sluiten maar de bizarre snelheden waarmee de oververmoeide chauffeur (het chauffeursteam is sinds Brussel nooit ververst) door de smalle hobbelige weggetjes rijdt, maakt me spichtig als een stokstaartje. Ik krijg het fysiek niet voor elkaar mijn ogen van de weg te houden.

 

Na veel geslinger door een weg die alleen maar slechter lijkt te worden komen we uiteindelijk bij de grens met Kosovo. Een paradoxale grens, want Servië erkent Kosovo nog steeds niet. Het is mijn aanname geweest dat de Servische rompstaat dit oploste door verkeer van Servie naar Kosovo te verbieden, en inderdaad: als je op Google Maps een route van Belgrado naar Pristina invult wordt je nog steeds over Noord-Macedonie of Montenegro gestuurd. Maar blijkbaar is die informatie achterhaald en is de oplossing voor de Servische tweespalt subtieler: op de Kosovaarse grens staat gewoon een kale controlepost, zonder een landsvlaggen en zonder het woord ‘douane’ erop. Het is hier rustiger dan bij de vorige grens maar omdat er geen aparte baan is voor bussen, verliezen we opnieuw een uur. Het verlangen naar een bedje wordt wel kritiek, terwijl de chauffeur nog maar eens in een onnavolgbare discussie raakt met de grenswachters en de Balkan-muziek in de bus zachtjes door mijn slapen bonst.

 

Na een totaal onnodige laatste stop 10 kilometer voor Pristina komen we uiteindelijk in de stad met het hotelbedje aan. De chauffeur regelt een taxi voor ons en diept uit de krochten van het ruim onze tassen op. De Balkan-disco is over, mijn wereld is weer onmetelijk groter dan de bus, maar ik wil me vooral klein oprollen op een matras.

Het is 4 uur 's nachts, we zijn 34 uur onderweg geweest maar we hebben het gehaald. Een waanzinnige onderneming, maar de echte waanzin zit voor mij toch bij de chauffeurs die niet eenmalig maar continu moeten kampen met het slaapgebrek, de stank, de druk om als waanzinnigen te rijden, de eeuwige gevechten aan de grensovergangen. Dat een goede afloop in de wereld van extreem lange buslijnen niet gegarandeerd is, blijkt wel twee dagen later als er een bus van Duitsland naar Kosovo verongelukt met tien dodelijke slachtoffers. De chauffeur was kort ingedut. 

 

‘We zijn niet de enige, maar wel de beste’, aldus Pati Travel. Ik weet niet of ik het daarmee eens ben. Maar ik heb wel geleerd dat de afloop slechter had kunnen zijn. Ik raak mijn bedje aan en val meteen in het slaap.