zondag 21 februari 2016

Politici, afkoelen!

De markt is erin geslaagd de politiek naar haar evenbeeld te scheppen: kortermijngericht, imagogedreven, uit op snel scoren. Het heeft geleid tot de grootste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog, en met name rechts lijkt er niets van te leren. Tijd dat de politiek terrein terugwint op de markt. Stap één daarbij is: het beteugelen van lobby-excessen, door een rem op dubieuze banenwissels na de politieke carrière. Is een politicus primair bezig met het belang van de samenleving? Of toch allereerst met peilingen en met zijn volgende baan?

In zijn roman Onsterfelijkheid uit 1990 spreekt Milan Kundera van de omslag van ideologie naar imagologie. Wat hij daarmee wil zeggen is dat grote ideeën en logische systemen – Marxisme, socialisme, liberalisme – plaats maken voor hapklare leuzen en beelden, die nog hoogstens de associatie met een bepaald wereldbeeld oproepen. Met een rechtse premier die koketteert met een gebrek aan visie en een grote groep borstkloppers in de oppositie die succes niet afmeet aan concrete resultaten maar aan peilingen, kunnen we stellen dat de omslag naar een imagologische politiek volop plaatsvindt.

Het doet denken aan het kortetermijndenken in de marktsector. Bedrijven zijn ook vooral bezig met de winstcijfers van volgende maand en de strategie van de concurrent. Geen wonder dat politici en markten er steeds hechtere betrekkingen op na houden. Kwalijk, omdat de politiek nu juist een waakhond voor het publieke belang moet zijn.

Aan de rechterkant van het politieke spectrum is de vervlechting tussen markt en politiek compleet. De overstap van Bart de Liefde naar een bedrijf dat hij daarvoor nog moest reguleren, is slechts de laatste in een lange rij vrijages tussen privaat en publiek. Camiel Eurlings werd nog geen jaar nadat hij vervoerminister was baas van KLM. Gerhard Schröder leende zijn diensten aan Gazprom. Corien Wortmann wist al tijdens haar ambtstermijn als Europarlementariër dat ze aan de slag zou gaan voor de financiële sector die ze tot dan toe reguleerde.

De gevolgen van de verwevenheid merken we meer en meer. Luttele jaren na de grootste bankencrisis in bijna honderd jaar, laten veel rechtse politici hun oren weer hangen naar de krokodillentranen van de financiële sector, die klaagt over ‘dure’ financiële regels die ‘innovatie belemmeren’. Terwijl de crisis nu juist ontstond door een gebrek aan adequate regels op verzoek van diezelfde bankensector. De lezer herinnert zich nog wie daarvoor op moest draaien.

Een ander voorbeeld: in september stonden, na de onthullingen bij Volkswagen, de gebrekkige Europese autotests in de aandacht. Een goede aanleiding om Europese autofabrikanten stevig op het rooster te leggen zou je zeggen. Helaas gebeurde opnieuw het tegenovergestelde. Onder zware druk van de autofabrikanten werden de uitstootregels versoepeld, waarmee een groot deel van de overtredingen ongedaan werd gemaakt. Een onbeschaamde beslissing, begin deze maand gesteund door een rechtse meerderheid in het Europees Parlement.

De voorbeelden passen in de post-ideologie van Kundera. De huidige rechtse politicus heeft niets meer met klassieke liberale principes als ‘de vervuiler betaalt’ of ‘de rekening op de juiste plek’, maar neemt genoegen met een sterk verwaterde, vage notie van vrijheidsdenken. Een zegen voor markten (zij doen immers hetzelfde), een vloek voor de samenleving als geheel.

Tijd dus om de politiek weer de hoeder van het publieke belang te maken. Toegegeven, de macht van opiniepeilers pakken we niet zomaar aan. De visieloosheid van Rutte ook niet. Maar de toegang van het bedrijfsleven tot de politiek kan weldegelijk beknot worden. Een verplichte afkoelperiode voor politici, zoals die ook in de VS bestaat, kan het begin zijn van een cultuurverschuiving.

Een afkoelperiode voorkomt dat politici hun beleidsterrein zien als een vijver van potentiële werkgevers. Dat kan in drie stappen. Allereerst moet het Nederlandse lobbyregister helpen informatie over casussen van verstrengeling te delen. Ten tweede moet er een cooling off-periode worden vastgelegd waardoor parlementariërs en ministers één tot twee jaar niet aan de slag kunnen in de sector die ze reguleren. De bestaande wachtgeldregeling voorkomt immers dat politici gelijk terugvallen in de bijstand. Ten derde moet onderzocht worden in hoeverre dezelfde regels moeten gelden voor (hogere) ambtenaren.

Wij willen geen politiek die altijd opzij en daarom nooit vooruitkijkt. Wij willen een politiek die optreedt als een onafhankelijke scheidsrechter en die excessen van de markt bestrijdt. Een cooling-off periode is een stap om de intieme band tussen markt en politiek te bekoelen. Uiteindelijk zal ook de meest ‘imalogische’ politicus moeten inzien dat het imago van de politiek als geheel daarbij gebaat is.