woensdag 21 mei 2014

This Time Is Different?

De Europese verkiezingen van morgen betekenen het einde van het zevende direct verkozen Europees Parlement. De slogan van de verkiezingen voor het achtste Parlement luidt “This Time Is Different”. Daar vallen feitelijke vraagtekens bij te zetten: in 1999 stonden we op de rand van een nieuwe muntunie, in 2004 voegden zich in één keer tien landen bij de EU, in 2009 – toen het ook al crisis was - trad het verdrag van Lissabon in werking. Waarom zouden precies deze verkiezingen anders zijn?

Het officiële antwoord, dat het parlement aanstuurt op een herenakkoord waarin de grootste politieke groep de voorzitter van de Commissie levert, is eerder slaapverwekkend dan enthousiasmerend. Maar persoonlijk maak ik deze Europese verkiezingen wel anders mee dan voorgaande keren. In drie van mijn woonplaatsen die ik had tijdens het zevende parlement – Barcelona, Tirana en Brussel – deed ik een nieuw beeld op van de EU en het Europees Parlement.

Najaar 2009. Voor mijn studie bracht ik zes maanden door in Barcelona. Naast alle andere inzichten die ik er opdeed, waar ik nu niemand mee wil vermoeien, veranderde ik er van EU-agnost naar iemand die het belang van Europese samenwerking inzag. Dat kwam door twee tamelijk losstaande ontdekkingen die ik in Spanje deed: (1) de EU is niet onverenigbaar met democratie dichtbij mensen; kan dit zelfs bevorderen en (2) landelijke politiek schiet tekort in het oplossen van ten minste een aantal wereldproblemen.

Om met het eerste te beginnen: Spanje is in tegenstelling tot Nederland een land met meerdere naties. Onder Franco werden deze naties glashard onderdrukt omwille van een kunstmatige Spaanse eenheidsstaat. Catalaanse geschiedenisboeken werden verruild voor andere boeken, de taal voor een andere taal, de folklore voor een andere folklore. Het Spaanse lidmaatschap van de EU in 1986 betekende een einde aan dit radicaal centralisme. Daarin staat Spanje niet alleen. In andere van oudsher radicaal centralistische landen, zoals Frankrijk en Polen, heeft de EU consequent regionale belangen bevorderd. Zoals de Oostenrijkse schrijver Robert Menasse al stelde: lokale bestuurseenheden zijn nog nooit zo kansrijk geweest als nu.

Ten tweede, en volledig ongerelateerd, volgde ik in dat halfjaar een cursus over klimaatverandering. Een probleem waarvan aangetoond werd dat het zowel rampzalig als politiek oplosbaar was (een voor een sociaal-democraat onverteerbare combinatie). De sleutel tot een oplossing lag niet in Nederland, niet in Spanje, maar in de doortastende samenwerking van een veel grotere groep landen.

Mijn master geografie deed ik in 2010 en 2011 en had als thema de politieke macht en (de willekeur achter) grenzen. Mijn scriptie-onderzoek deed ik in Tirana, Albanië, een land dat ondanks de economische crisis een EU-draagvlak van boven de 90% kende. Natuurlijk omdat de EU geassocieerd werd met welvaart. Maar nog meer omdat het door Europa geboden alternatief, vreedzaam aansluiting zoeken in een groter politiek verband, voor Albanezen veel aanlokkelijker en positiever was dan het verhaal dat politici ze al jaren vertelden: bevrijd de Kosovaarse en Macedonische en Montenegrijnse broeders en voer oorlog voor een Groot Albanië.

In 2012 verhuisde ik zelf naar Brussel om aan de slag te gaan in het Europees Parlement als beleidsmedewerker. Kreten als “een Europa dat regio's betrekt”, “een Europa dat leider is op werelduitdagingen” en “een Europa dat mensen hoop geeft” weergalmen hier dagelijks tegen de gipswanden, en worden veelal ontvangen als holle kreten. Een logisch verwijt. Daarom nam ik even de vrijheid een wat langer stukje te schrijven. Veel wijsheid met de keuze morgen.