maandag 28 februari 2011

Shkurt

Februari nadert zijn einde. Ik wed dat jullie niet weten dat het Albanese woord voor februari hetzelfde is als het Albanese woord voor kort: ‘shkurt’. Dan weten jullie het nu.

In mijn vorige logs zal het geleken hebben alsof ik van het ene naar het andere sociale contact hopte, maar dat is nu een beetje over. Eigenlijk zijn alle eindjes doodgelopen: iedereen met wie ik het kon vinden is het land weer uit, en het contact met het hostelpersoneel heeft een status van ‘niet meer te reanimeren’ bereikt. Dus de afgelopen week ben ik voornamelijk alleen geweest, en heb ik weer wat nieuwe interviews afgelegd enzovoort.

Vanavond pak ik de nachtbus naar Skopje en donderdag of vrijdag kom ik terug. Daarna kom ik weer met een log die wat minder shkurt is.

maandag 21 februari 2011

Bijbespreking

Goed, tijd voor een bijbespreking. Ik ga door op de chronologische toer, want die beviel me wel. Eens kijken. Vorige week maandag, direct nadat ik mijn laatste log op de bus deed, klopte mijn huisbaas opnieuw aan. Hij wilde met me naar de notaris voor een huurcontract. Fijn dan, ik vond het al zo verdacht dat hij aanvankelijk niet eens mijn paspoort wilde zien – op deze manier hadden we tenminste enige wederzijdse rechtszekerheid. De notaris deed me in alles aan een docent in Spanje denken (zijn kalme, zelfgecreëerde zweem van spottende autoriteit), terwijl mijn huisbaas me al steeds aan een Barcelonase huisgenoot deed denken. ‘There are twelve people in the world, the rest is paste’, zo zong The Fall al. Bij de notaris werd hels luide klassieke muziek gedraaid. André Rieu-achtig. Steeds als ik mijn huisbaas aankeek, begon hij een mal dansje te doen. Ik keek hem maar niet meer aan. De notaris zei: ‘unfortunately, I have to live in this’ (in het gedecideerde kijk-mij-eens-Engels-spreken-Engels dat ik nog van mijn Spaanse docent kende (alsof hij niet over zijn eigen muziek ging)).

Dinsdag ging ik naar het Europees kantoor en filmde ik een man die een vreemde doedelzak speelde. Alles wat ik nog meer wilde opschrijven over dinsdag vermengt zich thans in mijn hoofd met de woensdag en de donderdag. Dat is gunstig, want anders had ik jullie met nog meer details bestookt. Woensdagavond ging ik met drie Italiaanse meisjes naar een post-moderne dansvoorstelling. Alsof ik van post-moderne dansvoorstellingen houd, maar hé, je moet iets om onder de mensen te blijven. (Albanese kunstacademici (de dansers op het podium dus), hebben net zo'n vieze obsessies als de onze. Dat is alles wat ik ga zeggen over de post-moderne dansvoorstelling).

Inmiddels had ik al ettelijke ettelijke universiteiten, onderzoeksbureau’s, kranten enz. bezocht en – vooral – gézocht. Albanië doet niet aan huisnummers. Als een gebouw dat je zoekt in een straat van enkele kilometers gevestigd is, ben je verloren. (Ik ga denk ik nauwelijks genoeg tijd hebben hier, hoewel 6 mei nu nog zo ver weg lijkt. In interviews regelen, bijlezen, interviews voorbereiden, bijlezen, interviews houden, bijlezen, interviews uitwerken x1000 zit heel wat uurtjes. Daarbij moet ik vóór 1 april nog een vak halen). Afijn, donderdagavond heb ik samen met een Spaans meisje (hoera, eindelijk weer Spaans praten), en de al eerder aangehaalde David de Kosovaarse onafhankelijkheidsdag gevierd, want dat moet ook gebeuren. We aten qofte, dat zijn goddelijke Albanese worstjes, bij een heel huiselijk echtpaar dat een restaurant hield. Iedereen had het over de protesten van vrijdag.

Die vrijdag liep ik ’s ochtends naar mijn hostel van weleer omdat ik afscheid ging nemen van d’n Amerikaan. Hij had twee Australische meisjes opgesnord, die bezig waren naar de Noordkaap te fietsen (ongelogen). Gevierens dronken we koffie in een bibliotheek/koffiehuis – een goede combinatie moest ik zeggen. Daar liet ik David achter, en samen met de Australiërs, die journalistes bleken te zijn, ging ik – nerveus als ik was (dit werd toch mijn land) – naar de protesten kijken. Daar heb ik een filmpje van. (De protesten verliepen trouwens rustig, en waren op zichzelf niet spectaculair, maar de politiek blijft gespannen en gevoelig in dit land)

Zaterdag, wat ook alweer zaterdag? Oja, het was mooi weer en ik las artikelen. ’s Avonds deed ik niks en ik geloof niet dat ik die dag iemand gesproken heb. Gisteren had ik afgesproken met een journalist in een koffiehuis; enorm sympathieke gast aan wie ik gedurende mijn onderzoek nog wel wat kan hebben. De dag van vandaag ten slotte, besloot ik te reserveren om eindelijk, voor het eerst sinds arriveren, Tirana maar eens te verlaten. Dat was een voltreffer, want vandaag bleek de grootste rotte zeikregendag in twee weken. Maar toch, ik ging ’s ochtends naar Durrës, en ’s middags naar (het heel mooie) Krujë. Dat laatste stadje had een briljante markt, half gesloten door de regen, maar nog steeds één der beste markten die ik ooit had gezien. Ik kocht er wat toffe parafernalia, twee snuisterijen die zelfs in Albanië moeilijk te vinden zijn: een Hoxha-mok en een ingelijst portretje van Majoor Thomson uit 1913. Voor die laatste wilde ik wel 1000 Lek neerleggen, en zo geschiedde.

Toen ik thuiskwam viel de stroom uit. Was niet erg, ik heb zojuist in een bar wat artikelen zitten lezen, maar toch denk ik dat ik iedere dag wel geconfronteerd wordt met het feit dat ik in het armste land van Europa leef. Bijvoorbeeld wanneer er na negen uur ’s avonds geen water uit de kraan komt. Of toen mijn douchekop ontplofte en ik voor loodgieter moest spelen (ik hè, die nog geen bandje kan plakken, maar mijn huisbaas zat in Dubrovnik deze week). Armoede is hier viezer dan bij ons. Arme ouders die met kleine kinderen op straat slapen zijn meer dan incidenteel waar te nemen. De Albanese Suburbia is al helemaal een ramp: vies, vies en chaotisch. Nee, ik woon óók weer niet in Luilekkerland. Ik ben benieuwd hoeveel nog van mijn aanpassingsvermogen gevraagd wordt.

maandag 14 februari 2011

En Erik, al begonnen?

Ehm nou..

Het zijn gekke dagen, gekke dagen. Het is pas sinds vandaag (of eigenlijk pas sinds een uur) dat ik min of meer gesettled ben in een huis met internet, warm water en wat dan ook, dus maar even meteen mijn tweede log publiceren. Waar te beginnen? Maar bij woensdagavond dan, want sedertdien had ik niks meer laten horen op mijn log. Die avond dronk ik Albanese wijn met Malvina en Scott (respectievelijk de waardin van het hostel, en een Newcastler die vrijwillig in Tirana woont). Wat later ging ik met Scott naar Albanië – Slovenië, een interland die toevallig die avond plaatsvond. We aten zonnebloempitten. Ik had nog nooit een interland gezien.

Donderdag was het geweldig weer en bezocht ik het Albanese Rijksmuseum. ’s Avonds kwam er een nieuwe gast in het hostel, David. Ik kreeg allereerst de indruk van een luie corpulente Amerikaan, maar gaandeweg kwam ik erachter dat hij toch wel heel toffe dingen gedaan had. Hij was op zijn twintigste naar Korea getrokken en werd daar – heus waar – volkszanger (bewijs op jijbuis - spoel door naar 0:47). Ook was hij journalist in Afghanistan en cafehouder in Beiroet. Verder was hij een Poolse Jood die nu in Keulen woonde. David en Malvina waren mijn Tirana-matties van de eerste week.

Vrijdags zeulde ik de hele dag met Malvina door Tirana om een appartement te zoeken. Dit deed Malvina geheel belangeloos, en – gebiedt de eerlijkheid te zeggen – ook geheel vruchteloos. Huizen zoeken vind ik iets heel frustrerends. Je weet nooit wanneer je je knollen voor citroenen laat verkopen. We moesten onverrichter zake afdruipen. ’s Avonds was het leuker. Malvina, David, drie West-Vlaamse gasten die we gevonden hadden en ik gingen naar een relaxte bar met bankstellen. We dronken raki, aten zonnebloempitten en er werden gedichten voorgedragen. Ik verstond zowaar de zin ‘Çfare është dora ime?’ (‘wat is mijn hand?’), en complimenteerde de dichter met zijn soort van diepgang. Hij gaf me zijn bundel. Wat later schoof ik aan achter de DJ-plek en bepaalde voor de rest van de avond de muziek.

Zaterdag moest het dan toch gebeuren, qua huisvesting. Die dag verscheen de nieuwe Çelesi, dat betekent ‘Sleutel’- de centrale huisvestingskrant van Tirana. Ik wachtte lang op Malvina, maar die lag nog te pitten. Even later raakte ik in gesprek met Ilir, de grote baas van het hostel. Hij vertelde dat hij een Nederlandse vrouw had die ook in Tirana woonde, en een groupie van Ernst en Bobbie was. Zodra deze op tournee waren - vier keer per jaar – trok ze naar Nederland. Ilir ging één keer per jaar naar Nederland, met de auto, want hij had vliegangst. Hoe dan ook, hij wilde me wel helpen met bellen. Eerst belde we naar een huisje op Boulevard Koning Zog I, maar die was al vergeven. Na nog wat andere pogingen, mocht ik uiteindelijk komen kijken naar een bovenverdieping in een flat aan de Rruge Kavajës, en dat werd ‘m.

’s Avonds ging ik het vinden van mijn huis dan maar weer vieren met David en Malvina. Uitgaan in Tirana is tof, beswel tof. In Nederland heb ik nog nooit She’s Lost Control van Joy Division gehoord tijdens het uitgaan, om maar wat te noemen. In een andere club was een coole live-band, met een moddervalse zanger die veel won met zijn charisma. In die club verloren we Malvina, en in de volgende club raakte ik David kwijt. Sindsdien heb ik beiden niet meer gezien, maar David komt donderdag weer even terug in Tirana, en bij het hostel mag ik altijd aankloppen voor een kop thee of wijn, is mij toegefluisterd.

Zondag was een verloren dag. Ik sliep uit en ’s avonds ging ik uit eten. Als je voor 700 lek al een prima hoofdgerecht + bier + bijgerecht kan krijgen, wordt de stimulans om te gaan koken wel erg gering. Zéker als je je bedenkt dat supermarkten as we know them in Tirana eigenlijk niet bestaan – je hebt enkel wat vrij dure vierentwintiguurwinkels. Het alternatief is om markten af te struinen, dan kost voedsel écht geen stuiver, maar dat is arbeidsintensief.

Vandaag had ook niet de X-factor, omdat ik op internet moest wachten. We hadden afgesproken dat mijn huisbaas ’s ochtends zou langskomen voor de modem, maar hij klopte pas om vier uur aan. Toen toonde hij zich wel vriendelijk enz. Hij nam me mee naar het huis van zijn vader en we dronken koffie. Met oude mensen heb ik de leukste conversaties, want die kunnen alleen Albanees. Ik zou de steekwoordengesprekken die ik met hen heb wel eens ondertiteld willen zien.

Afijn, ik heb mijn plek hier. Mooi appartement, mooi uitzicht, alles voor mekaar. Morgen kan ik écht met mijn onderzoek beginnen.

woensdag 9 februari 2011

Në Shqipëria

Ik zit in Albanie.

Ik kwam er met een klein propellervliegtuigje vanuit Boedapest, die rammelde als de ouwe Bauknecht-wasmachine die mijn oma tot 1996 in haar huurhuis had staan. Het Albanese berglandschap oogde ruig. De aankomst op het vliegveld verliep zowaar soepel. Binnen tien minuten zat ik met mijn bepakking in de taxi van een tandeloze chauffeur die me een waardevol inzicht gaf in de Albanese verkeersregels: er zijn geen verkeersregels. Als je een gat ziet, duik je erin, ook als dat gat zich op de andere weghelft bevindt of als een auto aan de rechterkant een metertje vijftig openlaat. Oversteken is helemaal een krachttoer. Groen kan ook rood betekenen. Geduld en geloof in God is aan te raden, twee dingen die ik eigenlijk niet bezit.

Het hostel is erg huiselijk. Ik kreeg er bier uit een mok en er lag een kat op mijn kamer. Je kan er zelf koken. Des avonds (Nederlandse leestekens krijg ik niet op dit toetsenbord) toonde een meisje dat er werkt me het Albanese Kaatje (qua muziek en sfeer, niet qua prijzen. Bier is er 1,10). Die uitgaanswijk, Blloku, is best tof. Albanezen onderschatten hun land, want naar dat type barretje heb ik in Barcelona erg lang moeten zoeken.

Inmiddels was ik al even door het centrum gelopen (dat was met zonsondergang), maar dat maakte me nog niet wild. Het was eerder bevreemdend. Ik had het idee dat ik beter niemand kon aankijken, er hing niet veel sfeer - ik kon er de vinger niet op leggen. Het was alsof ik rondliep als een cameraman in 1900: iedereen kijkt naar de camera, terwijl de camera er eigenlijk stond om naar iedereen te kijken. Wie het Barcelona 1908-filmpje heeft gezien weet wel wat ik bedoel.

’s Avonds (hee, nou lukt-ie wel) had ik even een dipje. Heel onbenullig. De kat had de kamer onderpiest en een malle Chinees (de enige andere gast in het hostel – verder nog helemaal geen toeristen gezien) reageerde daar buitenproportioneel op. Ik rook of zag eigenlijk niks, maar toen ik een uur op bed lag, af en toe een walm stank op me af voelde komen, het bitterkoud was, ik al haast 20 uur niet geslapen had en ik meende dat ik op mijn eerste dag al ziek begon te worden, dacht ik: oei.

Ik werd erg vroeg wakker maar voelde me wel uitgeslapen. Dat was vandaag. En eigenlijk was vandaag een prima dagje. Ik heb inmiddels ook de leukere plekken van de stad gezien, er is heel veel markt, heel veel rare howtobearetronaut-achtige hoekjes, koffie kost 0,65e op het centrale plein en 0,30e als je twee straatjes verder loopt, en langzaamaan begin ik de stad een beetje te begrijpen. De mensen zijn eigenlijk best benaderbaar en ze houden zich bezig met geinige tijdsbestedingen. Volwassen mannen spelen domino op straat, op tafeltjes of omgekeerde dozen, en andere volwassen mannen staan er dan joelend omheen. Andere schaken, of spelen het molenspel op een zelfgetekend bord en met kiezelstenen.

Een raar ding is de pyramide. Op foto’s vond ik hem al nikserig, maar in het echt is het veruit het lelijkste monument dat ik ooit had gezien. Ik denk dat hij op de lijst voor de sloop staat, maar het schijnt dat Albanezen hem niet weg willen hebben. Het enige coole wat ik vaststelde is dat je er stijl tegenaan kan lopen, hetgeen verboden is, maar wel een aardig uitzicht oplevert.

Per saldo: ik voel me goed hier, en ik ga nog een boel van deze stad en naburige steden zien. Ik ben wel erg benieuwd waar ik ga wonen. Ik heb een kameradvertentieblad gekocht, en ik hoop dat iemand van het hostel me wil helpen met rondbellen. Vanavond voetbalt Albanie tegen Slovenie. Voor 200 lek (1,30e) heb je al een staplaats. Maar ik ga me eerst maar even op het huis richten.

Gëzuar.

Post scriptum: voor www.albfact.nl zal ik wat filmpjes maken die tzt op zullen duiken. Voor wie me echt in de gaten wil houden.