maandag 21 februari 2011

Bijbespreking

Goed, tijd voor een bijbespreking. Ik ga door op de chronologische toer, want die beviel me wel. Eens kijken. Vorige week maandag, direct nadat ik mijn laatste log op de bus deed, klopte mijn huisbaas opnieuw aan. Hij wilde met me naar de notaris voor een huurcontract. Fijn dan, ik vond het al zo verdacht dat hij aanvankelijk niet eens mijn paspoort wilde zien – op deze manier hadden we tenminste enige wederzijdse rechtszekerheid. De notaris deed me in alles aan een docent in Spanje denken (zijn kalme, zelfgecreëerde zweem van spottende autoriteit), terwijl mijn huisbaas me al steeds aan een Barcelonase huisgenoot deed denken. ‘There are twelve people in the world, the rest is paste’, zo zong The Fall al. Bij de notaris werd hels luide klassieke muziek gedraaid. André Rieu-achtig. Steeds als ik mijn huisbaas aankeek, begon hij een mal dansje te doen. Ik keek hem maar niet meer aan. De notaris zei: ‘unfortunately, I have to live in this’ (in het gedecideerde kijk-mij-eens-Engels-spreken-Engels dat ik nog van mijn Spaanse docent kende (alsof hij niet over zijn eigen muziek ging)).

Dinsdag ging ik naar het Europees kantoor en filmde ik een man die een vreemde doedelzak speelde. Alles wat ik nog meer wilde opschrijven over dinsdag vermengt zich thans in mijn hoofd met de woensdag en de donderdag. Dat is gunstig, want anders had ik jullie met nog meer details bestookt. Woensdagavond ging ik met drie Italiaanse meisjes naar een post-moderne dansvoorstelling. Alsof ik van post-moderne dansvoorstellingen houd, maar hé, je moet iets om onder de mensen te blijven. (Albanese kunstacademici (de dansers op het podium dus), hebben net zo'n vieze obsessies als de onze. Dat is alles wat ik ga zeggen over de post-moderne dansvoorstelling).

Inmiddels had ik al ettelijke ettelijke universiteiten, onderzoeksbureau’s, kranten enz. bezocht en – vooral – gézocht. Albanië doet niet aan huisnummers. Als een gebouw dat je zoekt in een straat van enkele kilometers gevestigd is, ben je verloren. (Ik ga denk ik nauwelijks genoeg tijd hebben hier, hoewel 6 mei nu nog zo ver weg lijkt. In interviews regelen, bijlezen, interviews voorbereiden, bijlezen, interviews houden, bijlezen, interviews uitwerken x1000 zit heel wat uurtjes. Daarbij moet ik vóór 1 april nog een vak halen). Afijn, donderdagavond heb ik samen met een Spaans meisje (hoera, eindelijk weer Spaans praten), en de al eerder aangehaalde David de Kosovaarse onafhankelijkheidsdag gevierd, want dat moet ook gebeuren. We aten qofte, dat zijn goddelijke Albanese worstjes, bij een heel huiselijk echtpaar dat een restaurant hield. Iedereen had het over de protesten van vrijdag.

Die vrijdag liep ik ’s ochtends naar mijn hostel van weleer omdat ik afscheid ging nemen van d’n Amerikaan. Hij had twee Australische meisjes opgesnord, die bezig waren naar de Noordkaap te fietsen (ongelogen). Gevierens dronken we koffie in een bibliotheek/koffiehuis – een goede combinatie moest ik zeggen. Daar liet ik David achter, en samen met de Australiërs, die journalistes bleken te zijn, ging ik – nerveus als ik was (dit werd toch mijn land) – naar de protesten kijken. Daar heb ik een filmpje van. (De protesten verliepen trouwens rustig, en waren op zichzelf niet spectaculair, maar de politiek blijft gespannen en gevoelig in dit land)

Zaterdag, wat ook alweer zaterdag? Oja, het was mooi weer en ik las artikelen. ’s Avonds deed ik niks en ik geloof niet dat ik die dag iemand gesproken heb. Gisteren had ik afgesproken met een journalist in een koffiehuis; enorm sympathieke gast aan wie ik gedurende mijn onderzoek nog wel wat kan hebben. De dag van vandaag ten slotte, besloot ik te reserveren om eindelijk, voor het eerst sinds arriveren, Tirana maar eens te verlaten. Dat was een voltreffer, want vandaag bleek de grootste rotte zeikregendag in twee weken. Maar toch, ik ging ’s ochtends naar Durrës, en ’s middags naar (het heel mooie) Krujë. Dat laatste stadje had een briljante markt, half gesloten door de regen, maar nog steeds één der beste markten die ik ooit had gezien. Ik kocht er wat toffe parafernalia, twee snuisterijen die zelfs in Albanië moeilijk te vinden zijn: een Hoxha-mok en een ingelijst portretje van Majoor Thomson uit 1913. Voor die laatste wilde ik wel 1000 Lek neerleggen, en zo geschiedde.

Toen ik thuiskwam viel de stroom uit. Was niet erg, ik heb zojuist in een bar wat artikelen zitten lezen, maar toch denk ik dat ik iedere dag wel geconfronteerd wordt met het feit dat ik in het armste land van Europa leef. Bijvoorbeeld wanneer er na negen uur ’s avonds geen water uit de kraan komt. Of toen mijn douchekop ontplofte en ik voor loodgieter moest spelen (ik hè, die nog geen bandje kan plakken, maar mijn huisbaas zat in Dubrovnik deze week). Armoede is hier viezer dan bij ons. Arme ouders die met kleine kinderen op straat slapen zijn meer dan incidenteel waar te nemen. De Albanese Suburbia is al helemaal een ramp: vies, vies en chaotisch. Nee, ik woon óók weer niet in Luilekkerland. Ik ben benieuwd hoeveel nog van mijn aanpassingsvermogen gevraagd wordt.

2 opmerkingen:

Renier zei

Interessante petit histoire, dat over Lodewijk Thomson.

Linda zei

Gaaf dat filmpje! Je maakt het mee daar.