zondag 1 februari 2015

Na de natiestaat

Goed nieuws voor geografen: de wereldkaart is nog steeds in beweging. Dat is vorig jaar wel gebleken. De Krim-oorlog had alles weg van een ouderwets landjepik. Het referendum voor Schotse onafhankelijkheid werd ternauwernood afgewezen. Dat alles staat niet op zichzelf, past in een patroon. Althans, dat ga ik proberen uit de doeken te doen in een aantal nieuwe blogjes. Het eerste blogje gaat over het verleden, heden en de toekomst van grenzen. 

De geschiedenis van grenzen gaat ver terug. Rousseau schreef dat de eerste persoon die een hek plaatste om een stuk land te claimen, en die genoeg simpele zielen vond die daarmee instemden, de ware stichter van de moderne samenleving was. Maar een stuk land afbakenen is één ding, een bestuurlijke indeling creëren is nog iets anders. De grens werd – in de moderne geschiedenis – pas echt interessant vanaf de 14e eeuw, toen het een demarcator werd van een politieke entiteit. Het feodale systeem van keuterboeren werd gecentraliseerd, door massale onteigeningen – een ontwikkeling die tot in de 19e eeuw doorging. Volgens Robert Heilbroner, die een standaardwerk over economie schreef, was dit de grote katalysator voor het ontstaan van grenzen in hun huidige politiek-economische betekenis.

Langzaam werd de gehele wereld langs deze nieuwe grenzen ingedeeld (onder meer aangestuwd door  nationalisme, maar daar kom ik in volgende blog terug). In het stiekem leuke boekje Imperialism: the highest stage of capitalism van Lenin (1916) is te lezen hoe in het jaar 1900 de wereld definitief verdeeld raakte in politieke landsgrenzen. Hij schrijft: 'for the first time the world is completely divided up, so that in the future, only redivision is possible; territories can ony pass from one 'owner' to another, instead of passing as unowned territory to an owner'*.

Lenin was sceptisch over de wenselijkheid van dit politiek-economische proces: “the capitalist divide the world, not out of any particular malice, but because the degree of concentration which has been reached forces them to adopt this method in order to get profits.' Het raakt – hoewel met andere ondertoon – aan het punt dat Heilbroner in zijn boek maakt: voor het ontwikkelen van een volwassen economie is handel nodig, en voor handel zijn grenzen nodig.

De implicatie van de finale opdeling van de wereld was volgens Lenin klip en klaar: meer grensconflicten†. Hij schrijft: 'the fact that the world is already divided obliges those contemplating a new division to reach out for any kind of territory (German appetite for Belgium; French appetite for Lorraine)' (arcering in citaat). Deze voorspelling kwam uit; grensconflicten werden na de opdeling van de wereld steeds gangbaarder. Politicoloog Mark Zacher heeft aangetoond dat waar in 1900 zo'n 70% van de conflicten over territoriale kwesties ging, dat in de jaren daarna opliep, tot 90% vlak voor de tweede wereldoorlog.

Na de Tweede Wereldoorlog kwam het grote keerpunt. De reden dat we nog altijd kunnen spreken van een 'naoorlogse' periode, is dat sinds 1945 grootmachten elkaars grenzen niet betwist hebben. Van 1975 tot 2014, is zelfs geen enkel territoriaal conflict geëindigd met een grensverandering. Van 90% toen naar 0% in de decennia daarna.

Leiders komen dus zelden meer op het idee met wapentuig bestaande grenzen te betwisten. Die plotselinge vreedzaamheid is in grote mate een verdienste van bovenstatelijke samenwerkingsverbanden. Vooral de EU heeft het nodige gedaan aan het veranderen van de betekenis van de grens. Schengen heeft de wachtrijen voor douanepoortjes weggehaald, de interne markt voor diensten heeft gezorgd dat we binnen een dag een buitenlandse betaling kunnen doen, de interne arbeidsmarkt dat een werkzoekende in Polen in Nederland aan de slag kan, en met inzet van het toetredingsinstrument is gezorgd dat de Unie niet alleen België en Duitsland 'in check' houdt, maar Roemenië en Bulgarije evenzeer.

Maar deze grensmitigering is slechts fase I. Ingrijpender tijden naderen. Om dat te illustreren, besluit ik deze blog met een kaartje dat ik onlangs op mijn werk uit de mailbox viste:





















Wat dit plaatje laat zien, is het Nederlands grensgebied, maar de eigenlijke grens is nauwelijks te herkennen. In plaats daarvan zien we de gebieden voor grenssamenwerking, de zogenaamde 'euregio's'. Dit is wat de geograaf Etienne Balibar in 1998 'de inversie van grenzen en gebieden' noemde:
No longer borders are the shores of politics, but they have (for instance through the       allocation of border zones or border regions) become an object central to the constitution of a public sphere. So borders are not vanishing under the yoke of globalization, but rather they are being ‘multiplied, thinned and doubled’
De grens was ooit een hek. Langzaam ontwikkelde het zich tot de buitenrand van een politiek-economische entiteit. Nu staan we op het punt die ééndimensionale betekenis van grenzen te verliezen. Niet omdat we naar een wereld zonder grenzen toe gaan. Maar wel omdat we toegaan naar een wereld met véél meer 'zachte' grenzen, die steeds minder hun traditionele politieke betekenis hebben, en steeds meer een ad hoc betekenis kennen die overeen stemt met het efficiënt kunnen bereiken van een bepaalde publieke zaak. In die zin zijn de referenda op de Krim en in Schotland geen barbaars atavisme, maar een vroege uiting van de nieuwe 'grens a la carte'.

Wegens het ontbreken van enkele citaten in de bron- en doeltaal, bedien ik me hoofdzakelijk van de Engelse citaten.
† Of er moet spontaan nieuw land bijkomen, zoals The Economist deze week beschrijft: http://www.economist.com/news/international/21641246-offshore-eruptions-can-create-new-islandsand-new-territorial-rights-depths