woensdag 11 mei 2011

Taal maakt slimmer / bewustwording taalnationalisme

Wat voor mij een nieuw woordje was, maar voor iedereen die zich etno-linguist noemt een clichékreet schijnt te zijn, is de Sapir-Whorf-Hypothese. Deze stelt dat iemands perceptie van de wereld bepaald is door de structuur van zijn moedertaal. Ik moest hierbij onmiddellijk denken aan mono-linguisten ("als dat maffe taaltje daar een woord voor heeft, kun je dat woord toch ook gewoon in het Engels importeren?"), en daarna aan een bewering die gedaan werd tijdens deze heel goede lezing:

"everyone can do something to support a world in which a diversity of thought and a diversity of ways of speaking is encouraged and is fostered and is sustained. There’s no reason for people to be forced to abandon their languages. It’s one of the false choices of globalization to tell people that they must give up a small or minority or a heritage language in order to speak a global language like English. It doesn’t have to happen. We would all be better and smarter if the world remains multilingual."


Hoe hangt een meertalige wereld dan samen met slimheid? Ik kan drie antwoorden bedenken. De eerste is woordenschat en morfologie (stop hier niet met lezen, ik word nergens écht technisch :o). Denk aan Eskimo's en hun vele woorden voor sneeuw. Of denk aan Kelten, die geel en groen met hetzelfde woord benoemen, terwijl Slaven lichtgroen en donkergroen als twee compleet andere kleuren aanduiden. De Canadese Nootka-taal maakt het helemaal bont: zij hebben aparte achtervoegsels voor 'betrekking hebbend op beren' en 'betrekking hebbend op linkshandigen'. Maar de meest sprekende voorbeelden worden in bovenstaande lezing bepleit, waar gepraat wordt over de vele specifieke (natuur-)kennis die in eeuwenoude (bedreigde) talen besloten kan liggen. Het is schrijnend hoeveel er al verloren is gegaan. Een woordenschat kan dus kennis bevatten, of verrassende eigenschappen in dezelfde categorie plaatsen - en bedenk je dat 80% van de talen vrijwel ongecodificeerd is.

Het tweede antwoord is in de 19e eeuw geopperd door taalkundige von Humboldt. Hij wees binnen Eurazië drie soorten talen aan: het 'isolerende' Chinees, dat slechts onveranderlijke losse (en dus inderdaad geisoleerde) woordjes kent; het 'agglitune' Turks-Mongools, dat enorm lange woordslingers maakt met oneindige voor- en achtervoegsel, waardoor voor een vrij specifieke omschrijving soms maar één lang woord nodig is; en het 'inflectieve' Sanskriet, waar de Indo-Europese talen aan ontleend zijn. Deze laatste taalgroep neemt een middenpositie in, en is volgens van Humboldt uiterst geschikt om menselijke gedachten te verwoorden, waar het Chinees superieur is in het uitdragen van pure, losgekoppelde ideeën. Als je twee van dit soort 'taalkaders' kan beheersen, zal dit dus op zijn minst een inzichtelijke verrijking van de geest zijn.

Het derde antwoord is de oudste, en verbindt taal aan bewustzijn, ofwel: identiteit. Dit werd bepleit door Epicures, die vermoedde dat leden van verschillende nationaliteiten, verschillend denken in hun perceptie van de wereld om hen heen, en het precies deze gevoelens en indrukken zijn die een taal voortbrengen. Dit betekent niet alleen dat taal enorm sterk 'wij en zij' af kan bakenen (inderdaad vallen taalgrenzen bijzonder vaak samen met etnische grenzen), maar ook dat al wie meerdere talen beheerst, zich kan beroepen op meerdere etnisch bepaalde levenspercepties.

Er zit denk ik een interessant verschil in aannames tussen de tweede en derde verklaring. De tweede ziet talen als een voldongen feit, en probeert te verkennen hoe een taal het denken van volkeren in banen leidt; de derde gaat er stilzwijgend van uit dat gedachten aan taal vooraf gingen, en dat een gedeelde etnische grond de wijze van codering van die gedachten heeft bepaald. Wat was er nu eerder? Het woord of de gedachte? En zijn er woorden zonder gedachten? En gedachten zonder woorden?

En zijn wezenlijke verschillen van belevingswereld ook binnen taalkaders (binnen bijv. de Indo-Europese talen) zichtbaar? Komt uit de Franse taal bijvoorbeeld het Franse denken voort? Of is die taal de logische uitdrukking van wat Fransen bindt en bezighoudt?

Hoewel dit in grote mate onontrafelbare kip-en-ei-vragen zijn, is het natuurlijk niet zo dat de mens op een gegeven moment een bewustzijn had, toen om zich heen keek, en een duizendtal starre, onveranderlijke talen over hun planeet vervlokt zag. Talen fuseren, splitsen zich op, veranderen, verdwijnen.

Voor de meeste Europese talen geldt dat ze lang als ondergeschikte streektalen gezien werden, die hun meerdere moesten erkennen in het Latijn; de taal van de kunst en wetenschap. Pas in de 16e eeuw verrees in Europa enig nationalistisch taalbewustzijn. Het is interessant te zien hoe de discussie toen gevoerd werd. Joachim du Bellay schreef bijvoorbeeld: "wellicht komt de dag, en ik hoop dat hij komt, dat het Frans zich lostrekt van de grond en rijst tot een hoogte die zelfs kan wedijveren met Grieks en Latijn" Om dit te bereiken, zag du Bellay in, moeten elementen geleend worden van precies die talen die ze proberen te evenaren: "vertalers moeten niet bezorgd zijn als ze af en toe een woord tegenkomen dat geen evenknie heeft in de Franse taal; bedenk je dat de Romeinen zich er niet op voorstonden Griekse woorden te vertalen: als filosofie, geometrie, retoriek [..] Als we deze woorden opnemen, veranderen ze van iets afstandelijks tot iets naders, en van buitenlander tot burger van onze staat."

Toch zat du Bellay in zijn maag met leenwoorden, die evenzeer als dat ze een taal verrijken, een erkenning zijn van het gegeven dat een taal tekortschiet. Haast verontschuldigend schrijft hij "onze Franse taal is niet zo arm dat het niet kan teruggeven wat het van anderen leent, en is niet zo infertiel dat het niet zijn eigen vruchten kan voortbrengen [...] op voorwaarde dat zij die hun taal cultiveren genoeg liefde hebben voor hun land en hunzelf dat zij deze vereffening mogelijk maken".

En hoewel het Europese taalbewustzijn zich inmiddels gelukkig enorm heeft ontwikkeld, blijft de zorg van du Bellay wat mij betreft een terechte: leenwoorden dienen een taal te verrijken; scherp en levend te houden, en niet te verlammen; zich onder te laten dompelen in een bad van snob-globalistische gemakzucht. Want we kunnen allemaal veel van elkaar leren, precies zolang we verschillend zijn.

2 opmerkingen:

Guus zei

Leuke log, fijn tussendoortje op een grijze werkdag.

Seeb zei

maar het is zo moeilijk.. al die talen; extra woorden..