zaterdag 24 oktober 2009

El Negro en (Er)ik


Een korte geschiedenis: in het Catalaanse stadje Banyoles stond tot 1997 een opgezette neger uit Botswana. Hij was in 1830 uit de bosjes gehaald, gevild en neergezet. In het boek dat Renier me gaf (‘El Negro en ik’, door Frank Westerman) stond een mooie geschiedenis van hoe er sinds begin jaren ’90 steeds meer controverse ontstond over de tentoonstelling, die tijdens de Olympische Spelen in Barcelona tot een climax kwam. Het lag tegenwoordig toch wel erg gevoelig een neger tussen allerlei dieren in een museum te zetten, vooral omdat het geen veenlijk of freak op sterk water was, maar een gevild, werkelijk mens. Er gingen steeds meer stemmen op de neger weg te halen. De bewoners van Banyoles zaten evenwel helemaal niet te wachten op verwijdering van hun trekpleister, terwijl ene Arcelin, een zwarte arts, tot aan Kofi Anan, Kadaffi, Ted Kennedy, de hele dekselse mikmak doorlobbyde. Het liep bijna op een massale Olympische boycot uit.

Dat alles las ik gisteren, en ik zocht voor de grap eens uit of er een bus naar die stad reed. Die reed er, en de website van de stad was ook heel aanlokkelijk (en o.m. in het Nederlands!), er leek genoeg te beleven, en ik was vrij vandaag, dus vanochtend trok ik mijn stoute schoenen aan en kocht ik een retourtje.

In de bushalte sprak ik een wat oudere vrouw die me vroeg wat ik in Banyoles ging zoeken (het is toch een raar Pyreneeën-stadje, op anderhalf uur van Barcelona). Ik had het over sporen van El Negro, en ze reageerde laconiek: aardige missie, maar hij is er niet meer. Dat was precies hoe ik er zelf ook over dacht: een aardige missie. Ze hielp me later nog, want ik was zowat bij de verkeerde halte uitgestapt, op een industrieterrein in het midden van niets.

Maar dan Banyoles. De Neger stond in het Darder-museum, waar ik dan maar alras heen toog, want tegen de middag sluit zowat alles in Spanje. De man achter de balie was heel behulpzaam en vertelde van alles over de geschiedenis van het museum, maar niet over de Neger. Op gegeven moment vroeg ik of hij de schrijver van het boek kende. Kende hij niet. “Ken je dan El Negro?”, vroeg ik. Toen hij even stil was voegde ik toe: “ik weet verder niet of dat het verboden woord is hier?”. Hij hield nog even stil, en begon daarna te vertellen over de geschiedenis van de neger. Het meeste wist ik al uit het boek, maar hij schudde het wel makkelijk uit zijn mouw, terwijl de schrijver van El Negro de indruk wekte dat zijn ontdekkingen over El Negro noeste studies vereisten. Hij zei dat hij liever het woord ‘el Negro’, niet in de mond nam, dat was teveel eer voor dat museumstuk. Liever had hij het over ‘de polemiek’. Immers, het enige waar El Negro volgens hem bekend van was, was de polemiek van rond de Olympische Spelen, en verder was het stuk van geen enkel belang. “Het was helemaal niet ons topstuk”, benadrukte hij. Ik bleef daarom maar doen of ook de rest van het museum me buitengewoon interesseerde, want ik wilde niet de sensatiezoekende buitenlander zijn die ik misschien wel was.

Tussen neus en lippen door had hij het nog over Arcelin, de zwarte lobbyist, die toevallig een week terug overleden was. Verder liet hij me een boek over de geschiedenis van het museum zien, waarin met geen woord over El Negro gerept werd. Er stond zelfs onbeschaamd: ‘in 1992 was er een opvallende piek in het bezoekersaantal’ –zonder verdere uitleg. Misschien had ik het belang van El Negro voor Banyoles wat overschat? Ik was ook maar gisteren begonnen in dat boek, en in een opwelling naar die stad gaan. Herinnerde ik de museum-man aan iets wat al lang uit het collectieve geheugen was gewist?

Toch niet, want ik vroeg hem net voor ik wegging: “vragen er dan nog veel mensen naar El Negro?” Hij zuchtte: “cada dia” – elke dag.

Daarna ben ik naar wat boekwinkels gelopen. Die puilden bijna hoofdzakelijk uit van boeken over de stad zelf. Banyoles leek ontzettend trots op zijn geschiedenis, maar niet op dát deel. Één vrouw vroeg ik: “kan ik ergens een stuk over El Negro vinden”. Ze zei: “maar dat is veel te lang geleden, ga toch naar een antiquariaat”. Terwijl de schappen uitpuilden van boeken over Banyoles in de WOII, en nog verder terug.

Ik liep ook nog een wereldwinkel binnen, met een type wereldverbeteraar achter de toonbank, maar die durfde ik natuurlijk niks te vragen. Het viel me wel op dat er veel posters hingen in de trant van: ‘Banyoles houdt van Afrika’.

’s Middags heb ik op twee terrasjes gezeten, waarvan één aan een bijzonder mooi bergmeer. Westerman schreef dat je aan dat meer nog sleutelhangers van El Negro kon krijgen, maar die heb ik niet gezien. Maar het was een mooi Catalaans stadje. Ik dacht nog wat na over die’ne zwarte. Iedereen die ik sprak kende de neger, wist de hele geschiedenis, maar niemand wilde er graag over praten. Terwijl 15 jaar geleden de hele stad liep in t-shirts met ‘queda ‘t’ – Catalaans voor ‘hij blijft’. Waarschijnlijk wil men El Negro gewoon laten rusten, besloot ik, die ouwe jongen heeft al zolang geen rust gehad. Het voelde in die zin ook wel onkies om de mensen er nog mee lastig te vallen, niet dat ik geloof dat er inderdaad iedere dag iemand van verre naar Banyoles gaat om zich hierover te informeren (de museumman zei dat hij vooral te maken had met mensen die op een onlangs verschenen Catalaans youtube-filmpje reageerden, ik als buitenlander was wel een uitzondering), maar toch praat men er blijkbaar niet graag meer over.

Doch later kwam ik inderdaad een antiquariaat tegen, met een man die er belezen en vrijgevochten uitzag, en hij praatte wel graag over El Negro. Hij vond het boek erg interessant (hij zag ook meteen dat het in het Nederlands was, somehow), maar al heel snel kwam er een klant binnen en ik moest mijn bus halen. Toen ben ik maar gegaan.

Geen opmerkingen: