dinsdag 3 augustus 2021

De beste van Albanië - onderweg in de wereld van extreem lange buslijnen

Een Albanese kapper, een Albanese pizzeria met ‘Pizza Kosova’ op de kaart, een Albanese bibliotheek en een voetbalclub die Kosova Schaerbeek heet. Rond het Josaphat-park in de Brusselse deelgemeente Schaarbeek zitten heel wat Albanezen. Een hoeveelheid die blijkbaar toereikend is om een dagelijks opererende buslijn van Brussel naar Tirana te onderhouden.

Al een jaar zie ik ze voor mijn huis langsrijden, grote witte dubbeldekkers met daarop de bedrijfsnaam Pati Travel en in het Albanees de slogan: ‘we zijn niet de enige, maar wel de beste’. De firma laat zich moeilijk vangen: ik vind een Facebookpagina die dagelijks viert hoe alweer een bus met Albanezen de EU heeft bereikt en hun landgenoten ‘veel succes overal in de immigratie’ wenst. En in een koffiebarretje op de Ernest Laude-straat staat een Albaneestalig reisschema dat inderdaad bevestigt dat de bus hier iedere dag om zes uur vertrekt.

 

Wat begint met een flinke dosis ironie en een kleine, verhulde bereidheid om overtuigd te worden, eindigt wanneer het plannen van de zomervakantie maar matig vordert als ‘plan A’: we gaan de bus nemen. Nadat ik me er in het barretje in half-Albanees (een taal die sinds ik tien jaar geleden wat maanden in het land doorbracht nog ergens in mij sluimert) en half-Frans van vergewist heb dat de bus inderdaad iedere ochtend om zes uur vertrekt, 100 euro kost, en er 27 uur over doet om naar Albanie te reizen, prikken mijn reisgenoot en ik een datum.

 

Na een onvaste nacht staan we ruim voor zes uur ‘s ochtends voor het barretje. Alleen blijkt dit deel van Schaarbeek nog diep te slapen. Na speurwerk op de kanalen van Pati Travel, begint het te dagen: iedere dag om 6 uur betekent mogelijk zes uur ’s avonds! Die nuance is dan toch verloren gegaan in de onvolmaakte communicatie. Gelaten pakken we onze telefoon: misschien is het dan toch tijd voor plan B, we hebben ons best gedaan, er gaat vast nog een vlucht – en inderdaad er gaat nog een vlucht, maar die vlucht vertrekt al over drie uur en onze creditcards staan ons niet meer toe die te boeken, en de andere optie via Korfu wordt ineens geannuleerd, en nu loopt het al tegen vier uur, het gaat niet meer gebeuren, we gaan niet meer op reis, of pakken we toch nog de bus?

 

Ok dan maar. 12 uur later staan we alsnog bij het barretje, als een van de ongeveer 10 passagiers die juist deze dag heeft uitgezocht om van Brussel naar Tirana te gaan. Uiteraard zijn we de enige toeristen, en de enige niet-Albanezen. We leren onmiddellijk iets over de beweegredenen van waarom je een extreem lange buslijn zou pakken, terwijl vliegen zoveel sneller is en niet per se veel duurder. Wat je inlevert aan snelheid en comfort, win je aan flexibiliteit en aan de mogelijkheid zooi mee te nemen. En zo zien we grote Ikea-tassen, stepjes en zelfs fietsen in het laadruim verdwijnen. Veel later, op de Servische grens, vertelt een jonge medereiziger nog een ander perspectief: ‘het maakt me niet uit wanneer ik in Albanië kom, ik heb geen haast, ik moet er gewoon op enig moment zijn deze zomer’.

 

De eerste drie uur rijden we naar het Noordoosten. Dat is een tegenvaller, de bestuurder lijkt niet de kortste route te kiezen. Mijn reisgenoot willigt informatie in en komt terug naar boven met het volgende rijtje: Dusseldorf, Frankfurt, Wenen, Boedapest, Belgrado, Pristina. Voor wie er een kaart bij pakt inderdaad niet de meest voor de hand liggende route naar Albanie. Bij de eerste stop ergens langs een troosteloze plaats op een Duitse snelweg komt een volgende tegenvaller: de reis duurt volgens de chauffeur geen 27 maar 35 uur - als het mee zou zitten.

 

Met troosteloze parkeerplaatsen heeft de busmaatschappij trouwens wat. Gelegenheden met restaurants en winkeltjes worden routineus overgeslagen en regelmatig komt het voor dat we halthouden op een plek waar niet eens een bereikbare wc is. Terwijl de wc in de bus zelf voorzien is van een rood-wit lint en de mededeling defect. Het lijkt de Albanese reizigers niet te deren, zij leven van sigaret tot sigaret, wat hen in staat stelt verdere behoeften te verdringen. Maar het verse besef de komende twee nachten in deze bus te zitten zonder ook maar enigszins op mijn voorwaarden aan menselijke noden te kunnen beantwoorden, benauwt mij plots. Het leidt tot een laatste poging om te zoeken naar vluchten vanuit een van de tussenliggende steden, maar alweer zonder resultaat. Ons lot en welbevinden is de komende 30 uur of meer verbonden aan deze bus.

 

De bus is voor twee nachten mijn cocon, mijn kleine woning. Geheel voorzien en uitgerust met:

-Geen wc

-Geen laadpunten voor welk apparaat dan ook

-Stoelen die niet naar achteren hellen

-20+ Albanezen

-Die, net als wij, niet alleen achteruit gaan in fitheid maar ook in persoonlijke hygiëne

-Wild rijdende chauffeurs

-Continue Albaneestalige muziek uit de speakers, mogelijk om de chauffeurs ook ’s nachts op te peppen. De  muziek klinkt modern, en meer dan eens lijken de plaatselijke artiesten hun akkoorden en refreintjes te hebben geleend van Kendrick Lamar, The Weeknd en Drake




In Dusseldorf verdubbelt het aantal passagiers, terwijl in Frankfurt door de ingevallen duisternis niet is vast te stellen hoeveel nieuwe reisgenoten we krijgen. 30 kilometer voorbij Frankfurt neemt de bus plots een vreemde afslag. Ik kijk op de GPS en zie dat we terug naar Frankfurt rijden! Net nu ik mij verzoend had met mijn trage voortgang, is er plots van voortgang geen sprake meer. De weg terug duurt langer dan mij bevalt, maar vlak voor we weer in Frankfurt zijn wordt de reden duidelijk: een klein busje van datzelfde Pati Travel is om wat voor reden dan ook gestrand langs de snelweg en de passagiers moeten overgeheveld worden naar ons moederschip.

 

De oogjes gaan even dicht en ter hoogte van de Oostenrijkse grens gaan ze pas echt weer open. In mijn sluimer heb ik gemerkt dat er om vijf uur ‘s ochtends even is gestopt voor ontbijt, maar op dat moment heb ik gepast. Aan de grens volgt een nieuw oponthoud. Een Albanees, door mijn reisgenoot omschreven als ‘de bokser’, blijkt langer in de EU te zijn geweest dan zijn visum toestaat. Er moet ter plekke een nieuw visum gekocht worden en de man klaagt manhaftig: hij heeft geen geld op zak. De chauffeur besluit een collecte te starten en binnen minuten is het benodigde bedrag bij elkaar. Mijn reisgenoot en ik worden overgeslagen.

De volgende twaalf uur gaan voorspoedig. Tot mijn opluchting is de bus ermee gestopt stadscentra aan te doen, en op een flinke file in Boedapest na rijden we gezwind naar de Servische grens. Mijn geanticipeerde ontbijt verandert in een late lunch, maar verder heb ik niet het gevoel dat ik ernstig in mijn behoeften wordt belet, of het moet een zacht bedje zijn. Dat bedje beslissen we te boeken in Pristina (Kosovo), op vier uur voor Tirana. Met dit schema kunnen we daar begin van nacht twee zijn. Misschien wordt de tweede nacht toch nog enigszins normaal.

 

Problemen zijn er weer aan de Servische grens, waar we om 18u ’s avonds op dag twee een uur stilstaan door  ontbrekende documenten en opnieuw door het noodvisum van onze bokser. Het lijden wordt verzacht door het grotere lijden van iedereen die een personenauto of vrachtwagen bezit en in veel langere rijen moet aansluiten. Een tikje verrassend is het wel, dat een bus vol Albanezen sneller Servië binnenkomt dan wie dan ook over land. Dat is vast ooit anders geweest. Tegelijk krijgen we opnieuw een inkijk in de randen van Europa en zien we hoe Servische autoriteiten personenauto’s inspecteert die tot de nok toe zijn volgestouwd met koekjes en maggiblokjes – vraag me niet waarom.



 

Servie is een heel lang land, vooral als je er in de lengte doorheen moet rijden. Op een redelijk willekeurig moment (het moet middernacht zijn geweest, net nadat we eindelijk zijn gestopt voor een late maaltijd), besluit de chauffeur plots dat de snelweg hem niet meer bevalt. We nemen een nauwelijks op de kaart aangegeven weg naar Kosovo, midden door de bergen en Servische dorpjes waar de krijgshaftige Joegoslavische kitsch met felle neon verlicht wordt. Ik had me voorgenomen ongeveer rond dit tijdstip de oogjes te sluiten maar de bizarre snelheden waarmee de oververmoeide chauffeur (het chauffeursteam is sinds Brussel nooit ververst) door de smalle hobbelige weggetjes rijdt, maakt me spichtig als een stokstaartje. Ik krijg het fysiek niet voor elkaar mijn ogen van de weg te houden.

 

Na veel geslinger door een weg die alleen maar slechter lijkt te worden komen we uiteindelijk bij de grens met Kosovo. Een paradoxale grens, want Servië erkent Kosovo nog steeds niet. Het is mijn aanname geweest dat de Servische rompstaat dit oploste door verkeer van Servie naar Kosovo te verbieden, en inderdaad: als je op Google Maps een route van Belgrado naar Pristina invult wordt je nog steeds over Noord-Macedonie of Montenegro gestuurd. Maar blijkbaar is die informatie achterhaald en is de oplossing voor de Servische tweespalt subtieler: op de Kosovaarse grens staat gewoon een kale controlepost, zonder een landsvlaggen en zonder het woord ‘douane’ erop. Het is hier rustiger dan bij de vorige grens maar omdat er geen aparte baan is voor bussen, verliezen we opnieuw een uur. Het verlangen naar een bedje wordt wel kritiek, terwijl de chauffeur nog maar eens in een onnavolgbare discussie raakt met de grenswachters en de Balkan-muziek in de bus zachtjes door mijn slapen bonst.

 

Na een totaal onnodige laatste stop 10 kilometer voor Pristina komen we uiteindelijk in de stad met het hotelbedje aan. De chauffeur regelt een taxi voor ons en diept uit de krochten van het ruim onze tassen op. De Balkan-disco is over, mijn wereld is weer onmetelijk groter dan de bus, maar ik wil me vooral klein oprollen op een matras.

Het is 4 uur 's nachts, we zijn 34 uur onderweg geweest maar we hebben het gehaald. Een waanzinnige onderneming, maar de echte waanzin zit voor mij toch bij de chauffeurs die niet eenmalig maar continu moeten kampen met het slaapgebrek, de stank, de druk om als waanzinnigen te rijden, de eeuwige gevechten aan de grensovergangen. Dat een goede afloop in de wereld van extreem lange buslijnen niet gegarandeerd is, blijkt wel twee dagen later als er een bus van Duitsland naar Kosovo verongelukt met tien dodelijke slachtoffers. De chauffeur was kort ingedut. 

 

‘We zijn niet de enige, maar wel de beste’, aldus Pati Travel. Ik weet niet of ik het daarmee eens ben. Maar ik heb wel geleerd dat de afloop slechter had kunnen zijn. Ik raak mijn bedje aan en val meteen in het slaap.

donderdag 23 augustus 2018

Landenrecensie

Vijf landen, beoordeeld op vier criteria die ertoe doen.

1. Kazachstan

Natuurpracht: ?
Cultuurpracht: ***
Levendigheid: ***
Verheerlijking staatshoofd: ***

Kazachstan staat fier (niet vier) in de top 10 van grootste landen. Ons korte bezoek kan daarom onmogelijk tot een nauwkeurig oordeel leiden. Niettemin hebben we in de twee dagen een aardige indruk gekregen van de betere Sovjet-architectuur, de Kazachse voorliefde voor instrumentale covers van Europese pophits en van de zelfverheerlijking van de Vader van het Kazachse Vaderland: Nursultan Nazarbayev. Al blijkt later in de reis dat op dit laatste criterium de Kazachse leider enkele andere roergangers ruim voor zich moet dulden.

2 Kirgizië

Natuurpracht: *****
Cultuurpracht: **
Levendigheid: ****
Verheerlijking staatshoofd: *

Een ruime week, van maandag tot maandag, hebben we door het noorden van Kirgizië gereisd. De eerste dagen ondernemen we een lange trektocht door de machtige Kirgizische bergen, daarna houden we halt aan de stranden van het meer Issi-Kul ('het Salau van Kirgizië'), om tot slot neer te strijken in de jonge hoofdstad Bisjkek. Opnieuw moet de statige Sovjet-architectuur compenseren voor het gebrek aan een oud stadscentrum, maar de levendigheid van de bazaar en enige aardige barretjes geven de stad toch een ziel.

3. Oezbekistan

Natuurpracht: ***
Cultuurpracht: ****
Levendigheid: ***
Verheerlijking staatshoofd: ****

Oezbekistan heeft voor elk wat wils, maar moet wel weten waar je het gaat zoeken. De hoofdstad Tasjkent is een van de weinige steden in de regio die je een metropool kan noemen, de Ferghana-vallei in het Oosten geeft enkele fraaie bergaanzichten, en de oude steden Bukhara en Samarkand slepen je terug naar tijden van de Chinees-Perzische zijderoute. 

De leiderschapsverheerlijking heeft een tragisch element: gevierde man Islam Karimov stierf twee jaar geleden. Toch blijft de aanwezigheid van zijn doctrine onverkort. Zoals een opschrift in het nationale museum van Tasjkent zegt:  "[the] unique model for socio-economic reforms is known worldwide as Uzbek model (sic). Today, international experts point out the historical importance of Islam Karimov, his firm political will, wide outlook and deep thinking".

4. Tadzjikistan

Natuurpracht: ?
Cultuurpracht: ***
Levendigheid: ***
Verheerlijking staatshoofd: *** 

Opnieuw een land waar we te kort verbleven om veel van de (naar het schijnt overweldigende) natuur mee te krijgen. De enige stad die in ons programma paste was de tweede stad van het land: Chodzjand, in het Engels Khujand, en in de Sovjet-tijd ruim een halve eeuw bekend als Leninabad. 

Verder valt het me op dat het stadswapen iets weg heeft van het hoofd Donald Trump. Maar dat ligt vast aan mij. 

5. Turkmenistan

Natuurpracht: **
Cultuurpracht: *****
Levendigheid: *
Verheerlijking staatshoofd: *****

Turkmenistan slaat werkelijk alles. Het land heeft minder toeristen dan Noord-Korea of Afghanistan, en we hebben snel genoeg begrepen waarom: de visumprocedure is een crime, en als je eenmaal binnen bent, ben je in constant gezelschap van een 'vertegenwoordiger' van de overheid die je op slinkse wijze dollars probeert af te troggelen.

Wat je ervoor terugkrijgt is niets minder dan een inkijk in de 'city of the dead', het wit-marmeren Ashgabat, een stad met brede wegen, marmeren gebouwen (schijnbaar vaak leegstaand en zonder elektriciteit of stromend water) en met onheilspellen weinig mensen op straat. Hoogtepunten: de luchthaven in de vorm van een marmeren vogel, het torenhoge beeld van de eerste president dat met de zon meedraait en het mechanische standbeeld van de Ruchnama, het Turkmeense 'rode boekje'.

Op het plein voor de Turkmeense trouwkapel staat een beeld van de huidige leider, te paard en op een marmeren sokkel van 20 meter. Ook in de rest van de stad is zijn beeltenis alomtegenwoordig. Zelfs tijdens de lijnvlucht Ashgabat - Parijs ziet zijn vaderlijke blik vanuit diverse portretten in het vliegtuig op ons toe. 

maandag 16 juli 2018

Alternatieve kroegentocht door Oss

[namen zijn gefingeerd]

I - Proloog
0,22 liter is de obscure afmeting van de fluitjes in café het Berghje. Acht euro voor vier stuks. We zitten op het terras aan de straatkant en peinzen nog na over de meeslepende blessuretijd van de wedstrijd België – Brazilië. Aan de enige andere tafel zit een groep stamgasten, een bont gezelschap dat door niets gebonden lijkt te worden dan hun toevallige aanwezigheid op dit terras. Wanneer er rond 22.15 een politieauto voorbij rijdt, spitsen de stamgasten hun oren. Na nog twee ambulances en een politiebusje beginnen de speculaties: “da’s Rowena van hullie Perry”. We kijken licht besmuikt toe, zonder toe te geven aan primaire ramptoeristimpulsen. Toch is het niet helemaal toevallig dat we voor onze volgende kroeg een plek kiezen met een beter uitzicht op de commotie.

II – Café Deejay
“Gullie hebt het net gemist”, zegt de oude uitbater met schalkse lach wanneer we in het tweede café - café Deejay - aankomen. Aan de overkant van de straat staat nog wel een politieauto en een omvangrijke groep vrouwen die onhoorbaar nakeuvelt over het raadselachtige incident. “Wat hebben we gemist dan?”

Het antwoord wordt gegeven door de enige andere aanwezige, die zich voorstelt als Danny. “Perry van hiertegenover lag dood in bed. Dat dacht zijn vriendin. Toen heeft ze de politie gebeld, maar hij was gewoon aan het slapen”.

“Ze zullen het wel een keer zat zijn”, zegt de uitbater. “De zevende keer in twee dagen dat de politie uitrukt hier.”

We bestellen vier biertjes, die ons opnieuw worden verstrekt in kleine fluitjes. De barman blijft nog even binnen voor verrichtingen die bij zijn beroep horen, terwijl wij ons plaatsen op het kleine terras met uitzicht op de plaats delict. Omdat de echte actie weg is, neemt Danny de ruimte fragmenten van zijn levensverhaal uit de doeken te doen. We leren dat hij 36 jaar is, een relatie heeft met een zwijgzame en veel jongere dame die beurtelings van de overkant naar het café loopt en dat hij zich omschrijft als Feyenoord-hooligan. Hij vraagt of we ‘Rik de Vochtige’ van twee hoog kennen, omdat één van ons blijkbaar op hem lijkt.

Zijn meest opvallende uiterlijke kenmerk zijn twee tatoeages: op zijn linkerbovenarm staat ‘moeder’, en op zijn rechterbovenarm ‘Oss’.

Hij lijkt niet verbaasd of geremd door onze indringende aanwezigheid, en praat zelfs breedvoerig over zijn bajesverleden. Twaalf jaar heeft hij gezeten. Niet langer dan 18 maanden aan een stuk. En nu al zeven jaar niet meer. Plofkraken, ramkraken, handeltjes, licht hij toe. We vragen ons af of de jaartallen die hij ons geeft kunnen kloppen. Het is in ieder geval verdacht dat hij de nog aanwezige agenten aan de overkant bij voornaam kent.

“Je bent een strontboer! Je bent gewoon een STRONTBOER’. Het gelijkmatige humeur van Danny is plots omgeslagen als hij deze woorden schreeuwend de straat oprent. Enige momenten later komt hij terug met de vermeende strontboer, niemand minder dan Perry, de man die dood in bed lag! Perry blijkt een flets uit zijn ogen kijkende knul in een trainingspak. “Ja wat, ik lag gewoon te slapen. Ik ben helemaal niet dood”, hoor ik hem zeggen terwijl Danny niet stopt met schelden.

Dat is het merkwaardige aan deze avond. Op het moment dat Danny ons aankijkt praat hij geduldig en soms zelfs samenhangend, op het moment dat zijn blik afwijkt naar gebeurtenissen buiten ons, ontsteekt hij in een briesende manie. Meerdere keren rent hij de straat op, roept voorbijgangers na en op enig moment zien we hem zelfs een poging doen een deur in te trappen. We doen hier en daar een vruchteloze poging hem tot rust te manen, maar voelen ons toch vooral toeschouwer in een bizar schouwspel. En we hopen dat de manie niet omslaat richting ons.

Terwijl Danny steeds drukker is met de wereld rondom het café, komt de barman terug naar buiten. Het is guitige kale man van 62, zijn leeftijd kunnen we afleiden uit zijn opmerking dat hij sinds hij twee jaar geleden dit café heeft geopend “meer heeft geleerd dan in de zestig jaar daarvoor”. Het gaat niet goed met de zaken zegt hij. Niet alleen in het centrum van Oss, zo duidt hij, maar in héél Oss en omgeving. In het eerste jaar had hij twee keer één vaste klant, maar nu weten mensen zijn kroeg niet meer te vinden. Het heeft hem ertoe genoodzaakt de zaak maar twee keer in de week te openen.

En Danny dan? Danny is geen vaste klant, maar een bewoner van het appartement boven Café Deejay. Zijn temperament maakt hem niet de ideale huurder (later zien we dat de uitbater nog dezelfde avond een advertentie heeft geplaatst voor verhuur van de bovenwoning).

De barman blijkt een lang horecaverleden te hebben. In de jaren ‘90 had hij een succesvol café in het centrum van Oss, de Basement, dat moest sluiten wegens waterproblemen. In de jaren ‘80 was hij dj en leverancier van geluidssystemen, die hij onder meer in Japan van de hand deed. Hij beweert in die tijd de man te zijn geweest die karaoke van Japan naar Nederland bracht. Nu staat zijn oude karaokeset te verstoffen in een hoek van zijn lege café.

De wederwaardigheden van het Osse uitgaansleven heeft hij opgesomd in een boek, het Osse kroegenboek, dat hij voor twee tientjes verkoopt. We besluiten zijn boek te kopen en hem de hand te drukken, op naar het volgende café

III De kroegen uit het boekje
Het kroegenboek is tegelijk een leidraad voor het verdere verloop van de avond. We zetten de avond voort in een onvervalste Polenkroeg, café mozaiek. De muziek staat er hard en de belichting is slecht, wat het een slechte plek maakt voor een inkijk in roerende levensverhalen en ons reduceert tot loutere observanten. Wat we zien: een bezwete man die opgaat in een eenzame dans, een ongemakkelijk dansend stel, een beeldscherm met Poolse advertenties en een dj die met zwaar accent de naam van de uitvoerende artiest en het lied schalt (Zjooors Maikal: Kereless Wispar!).

Na één biertje hebben we dat wel weer gezien. Met enige schroom stappen we de volgende kroeg op de lijst binnen, café Istanboel. Schroom omdat de kroeg nadrukkelijk gericht is op de Turkse diaspora en we als geboren Nederlanders veel bekijks trekken. We plaatsen ons met gespeelde vastberadenheid aan een van de tafels in de fel belichte kroeg. De tafels zijn voorzien van een rummikubspel, en we proberen ons te herinneren hoe de regels ook alweer gaan.

Daar hebben we niet veel gelegenheid toe, want al bij het delen neemt een groep Turkse aanwezigen het van ons over. Ze blijken een andere, onnavolgbare variant van Rummikub te spelen, die ze ‘okee’ noemen. Vooral het delen van de stenen is een bijna sacraal ritueel, en het verbaast me sterk dat twee van mijn vrienden dit al na één demonstratie snappen. De Turkse aanwezigen blijken zich inmiddels te verkneukelen om ons povere spelinzicht, en bemoeien zich nadrukkelijk met iedere steen die we leggen.

“Ik snap nu waarom de lichten zo fel zijn in Turkse kroegen”, merkt een van mijn vrienden op. “Om spelletjes te spelen! Ik dacht dat ze gewoon ongezellig waren”.

Twee cafés staan hierna nog op de lijst. De eerste, een lege kroeg bij het station, wordt uitgebaat door een echtpaar van middelbare leeftijd dat pas belangstelling voor ons heeft als we het boek uit café Deejay laten zien. Het meeste wat erin staat is verzonnen of aangedikt, stellen zij.

Het laatste café is opnieuw café Berghje, waar het terras inmiddels dicht is en een groep Ossenaren aan de bar generieke levensliederen meebrult. De eigenaar van dit café heet “de Lap”, zo weet het kroegenboek ons te vertellen. Als we één van de aanwezigen vragen wie nu de Lap is, zegt hij geamuseerd: “hij is enorm lelijk en hij zit dáár”. Terwijl hij wijst roept hij: “HEE LAPPIE”. De lap kijkt minzaam op en zwaait terug.

IV - epiloog
Wanneer om drie uur de lichten uitgaan, eindigt de kansloze kroegentocht van Oss. Het is een avond die niet te vangen is in één ontmoeting of in een anekdote; het was het een fuga van gestoorde gebeurtenissen, hetgeen de mogelijke onsamenhangendheid van bovenstaand relaas verklaart.

Als we op de terugweg opnieuw ter hoogte van café Deejay zijn, klinkt een schorre stem uit het raam: ‘als jullie nu niet oprotten bel ik de politie’. Het is Danny. Een kort moment denk ik dat zijn woede zich op dit late uur alsnog op ons richt, maar een van mijn vrienden weet de angel er meteen uit te halen door zijn duim op te steken en goedgeluimd te roepen: “Heyhey Danny, rustig aan jongen”. “Zal ik doen”, roept Danny, nu ook op gemoedelijke toon. “Houdoe en bedankt.”


donderdag 22 februari 2018

[10] - [1]

10. TV On The Radio  - Wolf Like Me [58]

Het gaat toch nog lukken. De laatste tien nummers. Met op 10 Wolf Like Me. Een kakafonie van energie en springerigheid, zonder ongedoseerd of onsamenhangend te zijn. En het hoogste zwarte nummer, dat ook.

9. The Fall - The Classical

Kan ik dit dan het hoogste blanke nummer noemen? Let wel, ik ken de plaatselijke gevoeligheden verbonden aan dat bijvoeglijk naamwoord, maar dan nog - of eigenlijk juist daarom. The Fall is een blanke band.

Niet dat dat is wat me nu zo aanspreekt in The Fall. Het is de totale tegendraadsheid van een zanger die niet kan zingen en geheel in zijn eigen universum met apodictische gewichtigheid de meest van de pot gerukte leuzen uitspuwt. I don't want romantics or actors! Kill it! Kill it-ah!

8. The Antlers - Parade

The Antlers is een van de interessantste band van dit decennium - dat zei ik al ergens. Dit geladen nummer vind ik het mooist, met de juiste dosis weemoedigheid en maatschappijkritiek

Right when the blizzard ends, they throw a fucking huge parade- A great excuse for celebration of the mess they've made

7. Songs: Ohia - Farewell Transmission

Bij uitzondering geen link naar youtube maar naar Vimeo, waar ik jaren terug op reis door Albanië deze clip uploadde.

6. The Smiths - How Soon Is Now? [20]

The Smiths zoals je ze wil horen. Morrissey op zijn larmoyantst en tekstueel scherpzinnigst, en de rest van de band in muzikale bloedvorm.

5. Sunset Rubdown  - The Mending Of The Gown [21]

Ik gok zo dat dit het meest obscure nummer in mijn top 10 is, en ongewtijfeld is dit in de oren van de argeloze luisteraar een kluwen aan chaos. Maar zoals ik geloof dat trage minimalistische nummers kunnen groeien, geloof ik ook dat drukke volle nummers langzaam hun geheimen kunnen prijsgeven. En in het geval van dit nummer leidt dat tot langdurige verslaving.

4. Built To Spill - Else

Heerlijk lied, dat makkelijk te verwarren is met een onopvallend albumnummer. Als zodanig heb ik het dan ook enige jaren aangezien, tot ik een briljante cello-cover op youtube zag en het  kwartje  viel.

3. Pulp - I Spy [1]

Mijn nummer 1 van 10 jaar geleden. Een verhaal in een lied over een man die zich voordoet bluffer, een vindicatieve overspelpleger. Maar ik hoor vooral de venijnige underdog die voor zichzelf rechtvaardigt zoekt waarom zijn liefdesmislukkingen hem juist superieur maken aan de gelukkigen.

2. Ride - Vapour Trail [3]

Ook dit lied staat steevast in de hoogste regionen. Het outro van dit nummer zou de perfecte uiteinde van de lijst zijn: de cello in duel met de geluidsmuur en drums. De cello trekt kortstondig aan het langste eind en sterft daarna weg. Maar... er is nog één nummer dat hoger staat.

1. Cocteau Twins - Musette And Drums

...en dat is dit nummer van de Cocteau Twins. Omdat het helemaal mijn muziek is. Stevig en elegant; urgent en mysterieus; gruizig en gedreven. En nee, ik heb geen idee waar ze over zingen en - mezelf ondanks - heb ik geloof niet eens ooit de tekst opgezocht. Maar dit is zo'n nummer waarbij dat niet hoeft. Een nummer om hard te draaien en om iedere keer iets nieuws in te ontdekken, mijmerend aan hoe ruim 35 jaar geleden in een Britse studio een Schotse vrouw met een kasteel van een band achter zich, dit kunststuk op plaat zette.





woensdag 14 februari 2018

[20] - [11]

20. Slowdive - Spanish Air

Warm en vol nummer in de eredivisie van de lijst.

19. Ride - Seagull

Een bak herrie waarbij met name de laatste minuut menig death metalband in de schaduw wordt gezet. En toch zo melodieus en emotioneel.

18. Smog - River Guard

Subtiel nummer over spaarzaam geluk. Van zwemmende gevangen, maar de toespeling is overduidelijk: voor de bewaker is het geluk net zo kortstondig.

17. Common - Be

Soms moet je durven van een briljant idee een nummer van twee minuten te maken. En niet, zoals hiphoppers graag doen, zeven minuten met hetzelfde sample doorkachelen. Kort en euforisch.

16. Elite Gymnastics - Here In Heaven 2

Hemelse moeilijkdoenerij met Japanse invloeden.

15. Van Morrison - Astral Weeks

Het ultieme languit-op-het-gras-nummer

14. Belle & Sebastian - The Boy With The Arab Strap

Intense vrolijkheid, die niettemin smaak houdt - en niet als een kleffe kauwgom aan je gehemelte plakt.

13. Wire - The 15th

Ingenieus in alle aanstekelijke simpelheid, met een songtekst die net zo goed een onleesbare EU-resolutie had kunnen zijn.

12. Arcade Fire - Rebellion (Lies)

Het favoriete nummer van Eberhard van der Laan scoort ook bij mij hoog. Naar huis rennen omdat het weekend is.

11. Galaxie 500 - Tugboat


donderdag 1 februari 2018

[30] - [21]

30. Pulp - Disco 2000

Een anthem der liefdesmislukkingen. Over tijden waarin verliefdheid nog een geheim was, en je ten koste van alles wilde voorkomen dat iemand erachter kwam. 


Dit is ongeveer hoe ik piano speel, maar dan komt er nooit zo'n nummer uit voort.


Een grimmige krakende moerasballade bij nacht, die pas echt op gang komt als het pianootje invalt.


Gejaagde strijkers en een lethargische Lou Reed


Natuurlijk om de bijtend-romantische tekst van het refrein. Maar het outro is net zo goed. 


Ik geloof dat je dit techno noemt. Dat is niet helemaal mijn genre. Maar dit is wel mijn idee van een steengoed opgebouwde track. 


Prototype goed 80s-nummer


Dit nummer houdt spanning en frisheid, juist omdat zo langzaam wordt opgebouwd naar de aanstekelijke gedeelten. 


Verreweg het vrolijkste en het beste waar eeuwige treurwilg Antony Hegarty ooit aan heeft bijgedragen. 


Bandje uit de vroege 80s dat veel meer promotie verdient. Met geweldig maniakaal outro. 

vrijdag 26 januari 2018

[40] - [31]

40. André Manuel - Kraaien

Zwarte mars met drummer die op een autodeur slaat

39. Another Sunny Day - You Should All Be Murdered 

Het meest The Smiths-achtige lied dat The Smiths nooit gemaakt hebben.

38. Echo & The Bunnymen - The Cutter [7]

Verzorgd wave-nummer, op het gelikte af haast. Met een goede dosis pathos

37. Modest Mouse  - The Ocean Breathes Salty [8]

Op de keper beschouwd gezien is Modest Mouse nog steeds wel mijn favoriete band. En is dit nog steeds hun beste nummer.

36. B-Movie - Nowhere Girl

Komt langzaam uit de startblokken, maar langzaam ontvouwt zich een kluwen aan memorabele synth-deuntjes.

35. Talk Talk - Time It's Time

Het kan verkeren. Eerst vond ik dit zowat het irritantste Talk Talk-nummer, nu is het mijn favoriet. Such A Shame.

34. Nick Cave And The Bad Seeds - Loverman

De meest grimmige, verbeten Cave

33. Portishead - Glorybox

Nummer met overgave en met een onovertroffen film noir-sfeertje

32. The Hold Steady - Killer Parties [225]

Veel melancholie in een heel simpel basloopje.

31. Fleet Foxes - Naiads, Cassadies

Een nummer uit 2017. Bedoeld als een overgangsnummertje op hun nieuwe album, maar op zichzelf staand meer dan te waarderen.